VII. Rellen , als de Natuurlyke Schepzelen door
my? op ’c v06^ 00»* van den Ridder befchree-
ven z y n , qn die, waar van het Origineel nog
pnbekend ïs , zq veel mooglyk ter bekwaamer
plaatfe invoegen. Doch ik zal dezeiven, wegens
het groote verfchil , afzonderen en in ’t
volgende Hoofdftuk befchryven , hatende dan
de Verfteende Koraajgewasfen en Plantdieren,
welke in het Ryk der Delfftoffen ook byzon.
dere Hoofdfoorten uitmaaken , insgelyks af-
zonderlyk daar op volgen, Des konden hier
dan eerst in aanmerking.
Verfteeningen van Wormen.
lithus Lum- _
Veifteende § e,eer^ W ^ L L E R I ü S W3S nil Onlangs
Aardwor- no§ twyfeling, o f ’er wel Verfteeningen
wen. van eigentlyke Wormen waren j niettegenftaan-
de zyn Ed. de Afheelding aanhaalt, welke
Doktor ALBREqHTte Koburg, jn den jaarp
1739, aad de Keizerlyke Akademie hadt medegedeeld
, van een Steen, uit Slyk famenge-
groeid, door hem daar omftreeks verzameld
waar op zig zulk een Worm vertoonde. Inderdaad
, wanneer men niets anders had, dan
dit Exemplaar, zo zou men wqezqntlyk daar
3an mogen twyfelen ; maar , nu wy van zulke
fchoo»
O) Htlnsmtbolhhiit Vèrmimn. Mihi. ALBRÏCHT. Eph.
Mat- Cur. Tom. VI. Ob*f 30. Tab. II. f. 2, KKOBB. V tTJi
Z**kfn. I. 13. pl, i t , , *