^ een Duim breedte hebben; terwyl dezelve* lil
Hoo‘D- dat Kleinte uit den Gulikker Eiffel, van on»
stuk. gevaar een Duim lang, waar ik bevoorens van
Anthopf fpra^ jv m;ntjer dan een half Duim breed is.
Hier op nu zitten de driekantige Straalwortels
met de platte zyde, elk op een zyde van den
vyfhoek vast , infchietende met de punt tus»
fchen de onderfte Leedjes der Straalen , en
dus alles zeer vast verbindende (/j).
De stm. De Straalen , die de Kroon uitmaaken, zyn
len> boven veel fmaller dan onder, doch blyven in
't midden , een end w eg s, byna even breed.
Aan de buitenzyde, die meest in ’t gezigt
komt, zyn zy rond , aan de binnenzyde platachtig.
Zy hebben zo wel een Pees- o f Zenuwbuis
, die in de langte door t midden
lo op t, als de Steel z e lv e , van wien zy die
ontvangén. Zy zyn ook geheel uit Leedjes
famengefteld; doch op een andere manier
als de Steel. Drie of vier van de onderfte
Leedjes zyn geheele Schyfjes , die horizontaal
op elkander leggen: het onderfte , dat op den
Straalwortel fluit, fcheef en dikst. Daar boven
zyn het maar ruim halve Schyfjes, die
Tandswyze in malkander fluiten, om laag zeer
diep
(b) Zie dien aangaande omftmdig:Vtrflttndt ZMkfn,l\r
J). II. Sto k , bladz. *79,
(i) Zie Naturf, VIII. Stuk . .Tab. V. Fig. 4 *
(k) Zie bet I. D. XIV. Stuk .deezer Natuurlyh Hiprk
bladz. 473»
diep infchietende , naar boven allengs minder, X,
tot aan de fplyting to e , waar zy zig Kprrelig^®FÖ°
beginnen te vertoonen. Aan de binnenzyde
hebben zy kleine Straaltjes, uit ieder Leedje rieten.
ontfpringende, die ook gewricht zyn ('£); geiyk
aan eene afwykende Straal van myn kleintje
uit den Eiffel, voorgemeld, blykbaar is. Men
kan het ook in eene gaaping van de Langifche
Ënkriniet, by K n o r r * Plaat X I , a, ze,er wel
befpeuren ; des die zaak geen twyfel overlaat.
Dat , nu j noch die Zee - Schepzelen, door „Hét o»-
den Heer L i n n ^ os en anderen tot de Zee-nog qnae
Sterren betrokken, Welken men Medufci - Hoo/-kend*
-den noemt (£ ); noch anderen van jdst Geflagt*
het Origineel der Enkrinieten Zyn kunnen , is
door den Geleerden W alch uitvoerig aangetoond
(t). Dat zelfs het Groenlandfche Plantdier,
door de Heeren M ï l i ü s en ë l l i s
befchreeven, hoe zeer ook in Geftalte gely-
kende ( m) , geenszins daar toe te betrekken
z y , blykt , Volgens gedagten Hoogleeraar, in
verfcheide opzigten. Deszelfs Steel is vierhoekig
en zonder Leedjes,- de Straalen hebben
geen Infnydingen en zyn ook niet gefpleeten.
Daat ontbreeken zo Vrel de Gewrichtfceen als
de
(/) Vcrjlundt Zaak&t- 11. D. II. Stu k , bladz. 29} , enz.
(m) Zie daar van de Afbeelding en befchryving, in het
T. Deel der Uitgezogtc Verhandelingen , PI, n , bladz. 98.
M ra %