minder
wnarfchyri'
lyk door
een alge.
meenen
Vloed;
Laagen , die zo wel als de Laagen der Vlotber«
gen s en de Kalkbergen op die van Leyfteen,
zeer regeltnaatig geplaatst zyn , wanneer zy
niet uit hunne ordening zyn gebragt door een
geweldige werking der Natuur : zo befluiten
fommigen , dat onze Aardkloot, voor veele
duizenden van Jaaren, geheel onder Water ge-
Haan hebbe ; dat het drooge allengs daar uit
opgereezen en van de overtollige Vogtigheid
ontlast z y , maar nog de blyken van zyn voo-
rigen toeftand in deeze Kentekenen behouden
hebbe (V).
Geen waarfchynlykheid, inderdaad , is ’er
voor
(ia) Dit befluit maaken die genen , door welken de
overbrenging der Verfteende Zee * Schepzelen niet aan den
Zondvloed , maar aan andere Óverftroomingen , ’t zy by-
zondcr of algemeen, toegefchreeven wordt. De Heer Buf-
ïON is van dit Gevoelen, terwyl anderen uit de Schulpen
, die men by Banken , hoog in de Grond , aan Se
Xust van Chili vindt, de algemeenheid van den Zond-
■ vloed willen opmaaken. (d’Ulhoa naamelyk: Zie Tegenw,
Staat van Amerika. II. Deel , bladz. 240.) Inderdaad zo
3ei een andere algemeene Overftrooming ware geweest dan
deeze na den Mofaifchen Zondvloed, moest men daar
eenig gewag van vinden in de Gewyde Bladeren: te meer
nog, als het Water dus een langen tyd op de Aarde ge-
ftaan had. Voor den Zondvloed kan het ook niet ge«
beurd zyn, om dat die zulk een Strafwas voor her Menfch-
dom, en de andere niet minder zou zyn geweest. Wan*
neer dan ? voor den derden Dag der Schep; inge ? Dit
fluit de grootfte ongerymdheid in, al wilde men die
Dagen nog zo uitgeftrekt neemen , om dat de Zeeschepselen
in de Wateren eerst op den Vyfden Dag vvervoor
dit Gevoelen : ja het fluit de grootfte
ongerymdheid in 4 te denken , dat de Aarck
kloot o o it , na den Zondvloed o f voor den-
zelven , na den derden Dag der Scheppingen
geheel met Water bedekt en dus eenigen tyd
gebleeven zy geweest. T o t het bekende Oogmerk
des Scheppers met den Zondvloed z e lf,
om het geheelé Menfchdom en al het G e dierte
, buiten ’ t gene in de Ark van Noach
was, te verdelgen, was geen geheele Over-
ftroorriing des Aardbodems, naar ’t zig kat aanzien
, noodzaakelyk. Wie Zal denken dat de
leevende Schepzelen , buiten die der Wateren 4
toen reeds over den geheelen Aardbodem ver-
Ipreid
den voortgebragt: zo dat zy dan niet dotje die Over-
firooming in hét Vafte Land kunnen gekomen zyn; Veeleer
moet men zelfs, om dat zy zig in ’t midden de£
Bergen bevinden , met Pèkeer vastftellèn , dat die famen-
hooping op elkander door een fchielyke afzetting of ne-
derploffing veróirzaakt zy : want dat was de natuurlykd
legplaats deezer Schepzelen niét: maar dat vervolgens,
door ‘t uitzypelende Water, Beenlym ea andere Kalkgroei-
jingen zyn geformeerd: gelyk in Montt Mario, by Roma
tvaar té neemen is. (Briefe als boven p. 234J Hoe ko-
men, by een langzaatne nederzetting of aflegging, Verfteen-
de Schulpen en Hoorens, van allerley Soort , in ’t midden
van groote harde Zandfteen - Bergen; gelyk aan de Kust
van Honnandie , door ’t affpoelen der Z e e , is bevonden.
Geeft h e t, dat menze aan de Zuidzyde van 't Waldaifcli
Gebergte in Moskovie , en zeer weïm'g aan de Noordzyde
aantreft, zo de Heet Pallas meldt , geen aanleiding tof
het vermoeden , dat zy ’er door een plotslingfe tsitgulping
zyn gebragt? Zie zyne Reifen. I, Th, p. io .
G 3
Ib’tEt-
DIMG.