VIII. ftïg zyn (5). Van buiten zynze Schubbig,
H oofd* geribd , op de kanten geplooid en fommigen
stu k . Kamswys’ getand, hebbende voorts|feen Oes*
terachtige figuur en in één derzelven zit op
pl. v. de plaats der gewoone aankleeving van den
Fis i »4» visch , naar, allen fehyn , een ingekrorapen
verfteende Oefter. Het kleine Schulpje op ’c
Engelsch Kryt verkalkt, in Fig. 3 , fehynt,
wegens de Franje, ook hier t’huis te hoo-
ren; zo wel als dat langwerpige van Brusfel,
’c welk fommigen tot de OJlreo - Pinnieten
zouden t’huis brengen , in Fig. 4. vertoond.
Immers , gelyk men zodanige Natuurlyken
h e e ft, komen daar van ook Verfteende voor,
van welken de meergemelde Hoogleeraar W alch
verfcheidene voorüelt (r).
Laurier. Dat Voorwerp , ’t welk D a v i l a in Plaat
Bfc^ . vertoont, is het Origineel van de Laurierbla-
dige Petrefakten, die zo fchoon vallen aan de
Kust van Normandie. De zogenaamde Lau'
rierbladen hebben tweederley Schaal, de eene,
waar mede zy om Stokjes en Rietjes gegroeid
voorkomen, is platter en aan de kanten meer
getand dan de bovenfte , die een overlangfe
Rib h e e ft, van welke de zydribbetjes fpitshoekig
f f ) Of men dezelven ook uir een Klomp, onder de Steenen
van Scheeps Ballast , gehaald hebbe; waar ik van dergelyk
Gefteente en Kleur heb gevonden, laat ik daar; en dan
kunnen zy wel uit Noorwegen , alzo ik van Stevens-Klint
dergelyke Verfteeninge« heb, overgebragt zyn.
hoekig afloopen naar den rand, die doorgaans Vin.
maar geplooid is. Zy komen van verfchillen- S^°£FD*
de gePalte voor, doch meestal Bladerachtig, 0ßr‘acit,
waar van de naam. Zo is ’t ook met gedag- ten. •
te Petrefakten , die dikwils zodanig in Klompen
famengegroeid zyn, dat menze naauwlyks
kan onderfcheiden. Een fraaije , die los i s ,
waar in gedagte gefteldheid blykt, vertoon ik
in Fig. 5 , van de Rugzyde. Ik heb *er,
welke volkomen de gedaante hebben van die
Doosachtige , door G u a l t h i e r i , by do
Letter F , op zyne Plaat 10^, afgebeeld, en
anderen volkomen gelykende naar zyne ronde
Oestertjes, by Letter G , welken L i n n ^ üs
het Schyfje noemt ( y ). Deeze laatften zouden
van Aarburg in Switzerland afkomfugzyn.
Bovendien heb ik van het regte Laurierblad
verfebeide Brokken , geel Kalkfteenig , van
Giengen in Zwaben, alwaar hetzelve, in witten
Vuurfteen veranderd, ook vallen zou, zoGme-
Lïn meldt ( t).
Zeer zonderling is dat Normandifche Petre» Blader,
fakt van aanzienlyke grootte, in Fig. 6 afg
beeld. In zyn geheel gelykt het veel naar de
dikke Kwatwormen der groote Indifche Torren,
(r) Verfletr.de Ztutken. II. OKSL , Plaat D, D * , D. IV,
&c.
(j) Oftrea Orbicului. Zie deeze Nat, Hiß. XV, STOK vast
't I. De s l , bladz J4 i.
(<) Natur- SyfleMy alj boven, p. 40.
Aa