VI. achtte zyn Ed. te behooren tot een zelfde Schep-
H oofd* l
STUK.
Triiobieten, Gezegde Mineralogist B r o m e l l gaf ’er
Naam. den naam aan van Infekten - Steen , en dewyl
het zig fomtyds Torachdg voordeedt, werdc
het naderhand van de Duitfqhers genoemd Ke-
verfchulp. Veelen , in tegendeel, betrokken het
tot de Coccbyliën o f Schulpdiefen , en toen
kreeg het den naam van Conchites trilobus ,
Concha triloba rugofa, dat is Driekwabbige
Rimpelige Schulp, en daar door heeft het dien
van T r i l o b i e t bekomen. Immers dezelve
ftrookt veel beter, dan die van Menschachtige
R ups (Eruca Antropomorphites') by D a v i l a ,
van CLapis trinucleus) Steen met drie Pitten
by L u i d ; van Trigonella Jlriata, Armata
Veneris, PetrefaSlum Polypi Marini, en derge*
lyken, welken de zaak meer verduifteren dan
ophelderen. Daar zyn ’er , die den naam van
Kakatoe • Schulp , waarfchynlyk wegens de figuur
der Staar tklep, aan dit Petrefakt geeven.
De Heer W i l k e noemt het, niet oneigen,
de Verfteening van een Kreeftachtig Kieuw-
pootig Zee-lnfekt (« ).
Legplaats. Men vindt deeze Verfteening in de Engelfche
Landfchappen , Merioneth , Shropshire , Stafford
en Worcester, in Kalkfteen; in de Sweed-
fche Provinciën,voorgemeld, dikwils Kieshou-
óende , in Aluin - Schiefer ; op den Congaler-
Berg,
(*) Entomolithus Branchiopodis Cancriformis Marini. Nach-
titht ven feitenen Verjitinerüngen, Berlin. i/6s. O&avo.
Berg', by D ffltz ig , meestal mgraauwc r o o d - ^
achtige Marmer- o f Kalkfteen; in het Branden*ST0S.
burgfche, zo wel in de Ucker-Mark, by Neu- xriMittni,
ruppin t * by Betlyn en Frankfort aan de O-
der; in *6 Mecklemburgfche dikwils in een halt
verweerde Vuurfteen; by Stargard in Pomme-
ren in zwarte Z2ndfchiefer; by Rostock in
roodbruine Jaspis , als ook by Gnoym in-een
zeer fynkorrelige, witachtig graauwe, doch tevens
zeer vooze Zandfteen: by Burgwende in
Thüringen, by Stemme in ’t Bisdom Paderborn
; by Aken, by Keldenich en Sötenich
voornaamelvk aan den Konenberg in de Eiffel,
Ginetz, in de Gerauner Kreitz van Bohemer»,
in graauwe o f zwartaehtige Thonfchiefer, als
ook by Kofors, niet ver van Praag: in zwarte
Stinkfteen in Switzerland: in Vrankryk op
den Leyfteen van Angers; in Spanje, twee
Mylen van Molina d’Arragon en in de Land-
ftreek van Anghuela: zittende nu los, dan in
de Moer vast en dikwils in gezelfchap van andere
Verfteeningen ; doorgaans by ftukken en
brokken, en gemeenlyk maar het agterfte gedeelte,
dat men deStaanklep noemt; doch ook
wel geheel, en dan o f in een famengetrokkene
roudachtige Geftalte, o f uitgerekt als een Rups
o f Worm.
De geheele Verfteening beftaat uit drie dee- Getuite,
len , welken, uitgefcrekt zynde, te famen een
lang-
III. D eel.I. Stu i.