X. ,, veroirzaakt door het uitloopen der StofFe.mt
stuk™" ” boven^e Opening, geduurende de Ver-
^tcyo. ” le n in g .
futttn‘ >* regelmaadgheid deezer Lighaamen, de
onderfcheide Ribben, de Sleuven, de kleine
, , Gaatjes op de oppervlakte 'verfpreid , het
s, Gat in ’t middelpunt, de Steel; dit alles
„ te fanacn heeft my doen denken, dat ditLig-
» kaam van het Geflagt der genen is, welken
„ men vcrgelctkcn heeft by Vygen, Peeren ,
» Appelen, Knollen, epz.
,, Ik geloof dit nog te meer , alzo ik van
a, deeze Lighaamen gezien heb met vier o f v y f
„ Ribben , en dat in anderen deeze Ribben
j> meer o f min feheef geboogen waren en min«
,, der duidelyk: ’c geen veranderingen van fi-
3» guur te kennen g e e ft, welken geen plaats
si zouden moeten hebben, vooral niet wat het
s> der Ribben aangaat, indien dit Petre»
\ 3> f “kt niet dan de Kern ware van een Echiniet*
„ Men zou mogen in brengen, d at’er verfchü-
33 lende Soorten van geribde Echinieten zyn
3, kunnen, en dit is , inderdaad, niet onwaar-
,3 fchynlyk; maar de andere eigenfcbappen van
3, dit Lighaam brengen hetzelve, buiten twy-
„ fe l, naby aan de Verfteende Vygen of Cari-
3') cöiden. Het heeft, gelyk deeze Petrefakten ,
, , de buitenfle Oppervlakte vol kleine Gaatjes ï-
„ het heeft dat groote Oog in ’t middelpunt en
„ een Steel; bygevolg is het ontwyfelbaar van
„ dit Gefiagt.
33 Ik
}, Ik heb andere Menfchen gevonden, die het ^ X._
„ vergeleeken by een Verfteend Been; een W er-5T0K>
„ velbeen , by voorbeeld, of den Kop v a n ^
3 , eenig lang Been. : D e Gaatjes op de buiten-
„ fte oppervlakte en de Sleufjes geeven m de
„ eer fte opflag dit denkbeeld; zelfs de hollig-
„ heid aan dê bovenzyde. -— - Maar dit Been
„ zou niet van een genoegzaam groot Dier
s, zyn , om een Ligament te vemfchen, ’t welk
3, zyne aanhechting had in e e n zo- groote holte»
, Niet meer waarfchynlykheidis'’er myns por-
*, dééls voor , dat.'hét een Wervelbeen zou
„ kunnen zyn ; alzo het eigentlyk geen door-
„ gang heeft; ten ware men wilde voorwenden,
„ dat de tusfchenwydten der Ribben holle Ka^
„ naaien waren , met een Vlies bekleed, om
i, dus het Rugge Meig te laacen doorgaan, dat
„ alsdan in verfcheide Takken verdeeld moest
»» zyn. »
„ Bekend is ’t , dat de Wervelen der Vis*
„ fchen het Rugge - Merg niet in ’t midden
„ laaten doorgaan ; maar tevens weet men, dat
„ deeze Wervelbeeoders ter wederzyde van
„ hun Lighaam een Gat hebben, waar door
„ een Stam van dit Merg pasfeert. Dat meer
„ is , het geen ik voor den Steel deezer Vyg-
5, fteenen boude, zou dus een Tandswys’ Uit-
„ fteekzel moeten zyn, welkÏDgenomenwerde
, , van een Gat in ’ t bovenfte gedeelte van een
,, ander Wervelbeen; maar alsdan zou dit ron-
O o 4 }, de
III. D e e l . I. S t u k .