§to V e r s t e e n i N e i i
IX. l e r i ü s , in tegenftelling van implicittts, daar
stuk*0 aan £^en zon^er^B§en naam* Tegenwoordig
p noemt hy dezelven Beker achtige, niet gewrich
tet Korallinifche Hippurieten Qh). Hier door,
en door de gedagte bepaaling van den Heer
G e s n è r ü s , zouden wy ongevoelig verval'
len tot de Tolachtige Madreporen, die de
Origineelen der Cyathieten zyn (i). Veelen bren»
genze ook daar t’huis, maar de gezegde Hoornachtige
kromte ofiderfcheidtze daar van genoegzaam
: gelyk dit blykt uit de Afbeelding van zulk
een Petrefakt van de Grenzen van ’t Luxem-
burgfe, dat overlangs geftreept i s , doch ten
deele bekleed met eene overdwars gerimpelde
o f geplooide Schors, en het breedfte end gevuld
heeft met eene Steehige StofFe; zie Fig. 8. Men
vindtze ook by Dollendorp, by Keldenich en
op den Konenberg , by Sotenich, in den Eif-
fel (k>
Coiatnel- Deezé Keratietep , st zy krom of regt 4
worden, als gezegd i s , voor de onder-enden
der Hippurieten gehouden, wier Lighaamen
dan de Cylïndrifche, onder dert naam van
Columellen, als van een KolomswyZe figuur,
en de boven-enden, hol en Bekerachdg, gedagte
Cyathieten zouden zyn. Ik wil niet
ontkennen, dat het fomtyds plaats heeft 5 doch
dat
( b ) Hippurits CoralIiHi, Crateriformes non articulati. S ) f l °
M i n H. 4/5.
( i ) Madïepora turbinata, Zie het I. D. XVII. STUK «les»
zee Nat. Hïjï«riet bladz. io j.
V A N È o r a a l - G é w a s s e n . $ l i
ê t het niet altoos daar mede zodanig gele- H(jj& .
gen z y , blykt uit de WaarneemiDgen Van on-gTu^
zen Ridder op Gothland , alwaar zyn Ed. op pur.güten
zeker Strand , onverbeelddyk ryk in Madreporen
, de genen, die eene Ramshoornige figuur
hadden , duidelyk van de anderen onder-
foheidu Het blykt uit de Waarueemingen van
den Franfdhea Heer G u e t t a r d , die zyne
Kruidnagel Reenen geheel afgezonderd voridt,
en op zig zfelf voorkomende : terwyl ik nog
geen Exemplaar o f Afbeelding van eenig Pe-
trèfakt. ’t welk die drie deelen vereenigd zou
bezitten, heb gezien. Ook zyn myne Cylïndrifche
Stukken, boven gemeld, (zo die ik los
heb , als in een Gefteente zittende, dat roodachtig
is , uit het Graaffchap Blankenheïm,)
fommigen aan ’t boven - end gefternd, ’t welk
aanduidt, dat zy niet afgebroken zyn. Men
heeftze weleer voor Verfteende Wortels van
Kalmus of Bryotiie aarigezien.
Hier moet ik fpreekén van de Ungulieten, Ungu.
een zonderling Petrefakt, *t welk deezen naamliet®“* x
van den eerilen ontdekker, den Heer Baron von Fig. 9.
H o p s c h , ' bekomen heeft. Onze Afbeelding
in Fig. 9 , vertoont hetzelve zeer duidelyk en
doet blyken, dat het zo wel naar een Muiltje
gelykt, als naar de Hoorn der Pooten van eenig
Dier,
(k) Fragtnenta Hippuritarum , quz Cörnua refemnt , Co-
aica vel inciirvata. Cetatit*. WALL. uts, p. 43®.