toont (x). Deeze zyn aan ’t dikke end plat; Vlh.
doch hy laat ’er op volgen een zeer fchoone8TÜJU
met een Puntje verkalkt uit Piemont; meer
dan vier Duimen lang en derdhalf Duimbreed. _
Verbeende Porfelein. Hoorens , Porfellame- teiJ fPoI..
m , die men, volgens den Latynfchen naam
der Natuurlyken (31) , Cyprieten zou kunnen
noemen, zyn nog zeldzaamer , en de genen,
die men vindt, niet meer dan ongevaar van
erootte als de Kaurisfen of kleiner. Z y komen
byna alleen by Turin en elders in Piemont,
van welke by K norr drie afgebeeld
zyn ; als ook zeer kleine in 't Mecklemburg-
fe voor. By Prugg aan de Leytha zyn ook
Porfellanieten en eenigen die naar Volutieten
Eweemen , gevonden (*). Ik heb ’er uit Deeguur
en grootte.
Van de Blaashoorens zyn de Verfteeningen, nuiiie-
die men Bulliettin noemt, niet minder zeld-glojj0jjgf
2aam, en komen ook byna niet dan verkalkt1^1,
in Piemont en by Chaumont in Vrankryk ,
voor. Meh heeftze evenwel volkomen ver-
fteend, by Nothberg in ’t Gulikfe, a an getroffen.
Van de Globojïeten kunnen deeze naauw.
1'jks onderfcheiden worden : want het uitloopen
(x) Plaat C. I I* , Fig. 6, 7- & ^ven.
(y) N a t . als boven, bladz. 8i, enz.
( z ) Beytrage f u r Naturgffcb. Alten». 1 7 7 4 . ?■
III. ])xei» I. Stuk.