Antbopo-
T ie te r '.
Yan hy de andere afzondert (21}. Dus wor„
den ook de Rader- en Rolfteenen door anderen
als byzondere Lighaamen en zelfs voor de
Leliefteenen befchreeven j maar ik zalze met
den geleerden W alch als deelen daar van,
gelyk zy weezentlyk zyn , aanmerken, en dus
als zodanig op dezelven laaten volgen.
Lang zyn de Enkrinieten bekend, doch maar
fèdert weinige Jaaren in haar eigentlyke toe-
ftand befchouwd geweest. De menigvuldige
nafpooringen van Petrefakten in deeze Eeuw
en byzonderlyk in onze Leeftyd; de verfchei-
denheid der gevondene Stukken • de oplettende
befchauwing en ontdekking van Natuurlyke
Schepzelen van dien aart ; heeft zulks veroir*
zaakt. Dat zy de AJleria van B oÊt h i u s
zyn zouden, gelyk de Heer Be r tkamd
verzekert, is niet waar. Dit is de Sterrefteen,,
afkomftig van den Steel der Pentakrinieten ,
welken men t’onregte verward heeft met de
Enkrimeten. Zo min behooren zy ook tot den
Sphragis, Afier,os o£ Signetfteen van G es
R-u s. De ï rochieten, van den Steel der Enkrinieten
afkomftig, zyn rond van om trek, en
deeze heeft men veeleer gekend, dan het Lig-
haam, dat op ’t end der Zestiende Éeuvy, eerst
be-
Hdmir.tholithits EncrifUis. Syjl. Nat. XIT. Tom. UL
Gen. 41, Sp 2r. Zöopbytolithi Steils Marins Radiis con-
eraais &c. WALL. Syfi. Miu. II. p. 459. Helmimhol. Me-
da/* Ramofisfimus. Gron. Sapejl. s>4. N. 20. Encrinus.
'V/qLX,
fiekend geworden is > en toen, in Duitfchland,
den naam gevoerd heeft van LiUënfiein, d a t ^ ^
is Leliefteen; om dat het de figuurbyra vaneen Antbtpo.
Lelie heeft. Men gaf het vervolgens, daar-"fWs*
om, den Griekfchen naam Enkrinos, waar van de
basterdnaam, E n k r i n i e t e n , is gefmeed.
De zonderlinge denkbeelden der Natuurbe-
fchryveren over den oiifprong van deeze Petrefakten
, tegenwoordig, cu men van ’t weezent-
}yke is verzekerd, geheel nutteloos, ftap ik
over. De geleerde W alch heeft alles, wat
daar toe behoort , zo omftandig voorgefteld ,
in die zo uitmuntende verklaaring, uitbreiding
en vervulling der Plaaten van de Verfteende
Zaaken, door K n o r r verzameld , als men
zou mogen wenfehen. Naderhand, echter,
heeft zyn Ed. nog eenige nadere Waarnee-
miDgen ten dien opzigte aan ’c licht gegeven (w),
waar van ik hier gebruik zal maaken.
Na eene nadere onderrichting, aangaande, verfchii*
de Lotgevallen van de ichoone Enkriniet, die ten.
o p Plaat XI. fljin ’t l . D e e l van K n o r r , voorkomt
, welke hem te vooren onbekend waren;
zegt hy, dat in laater tyd op drie verfchillen-
de plaatfen Ontdekkingen gemaakt zyn, van
Ver-
Wolt. M i n . j7. Encrinus f, Liliura Lapicleurn. Harens.
Ener. 122». T. I. Fig■ -i, 3,4, 7- Encrinites, Davila.
Cat Rais. III. T. I. KNOBR. Ver/l. Zaaken. II. D» It,
Stu k , b’adz. 277, enz.
1 (w) Natarforfcbir 111. STUK , bladz, 205. &c. .
LI 5
III.Dm. LStuk^