WÈ V E & S T E E S I H G È 1!
. IX, • gen, doch nooit buiten den Steen, aangetroF-
Hoofd- fm f c >
r Voortsis ’er van VerfteendeKóraalgewasfeö,
rieten. tot dit Hoofdftuk behoorende , nog eene aan*
merkelyke Verfcheidenheid, die naauwlyks tot
eenige der gemelde Soorten betrokken kan worden;
’t welk minder te verwonderen is , aan-
gezien de Kalkachtige Zee-Koraaien zelf, in
haare manier van groeijiog , zulk eene verandering
onderhevig zyn , als boven is gemeld.
Men zal derhalve, zodanigen aantreffende •,
die met andere befchreevene Soorten vergt»
lyken kunnen, of ze in ’t midden moeten laaien:
aanmerkende, dat veelen door afflyting^
drukking, kneuzing, verplettering o f vergrui,
zing, dermaate verbasterd zya o f door famen*
groeijing verward , dat men de Origineelen
niet kan uitvorfchen: terwyl ook het Ryk der
DeifttofFen in deezen alleenlyk tot behulp
dient van die der Dieren en Planten (dj,
X . HOOFD-
(e) Naturforfcher XI. STUK, p. 157.
(d) Zie verder daaromtrent , de voorgemelde Betrage,
p. h * &c.
Hóófd
x , f lÖ O F 'D S T U K . «ux*
'Befchryving der Verfteèningen van D i e r p l a n t
e n ( Zoöphyta) , tót welken die vhn het
Éloedkoraal, de Enkrinieten of Lelyfteenen,
Pentakrinieten, Rader of Rol- eh Sterreftee»
hen , Schroeffteenen , Gorgonieten , Alcyo-
niön en Korallinieten 'behoren.
Thans komen wy tót de befchduwing der
Verfteeningen van zodanige Zee-Schepzelen
, welken de Groöte L i b n é ü s , zeer
billyk , onder den algemeenen naam van Zoo-
'pJiyta, dat is D i e r p l a n t e n , in een by-
zonde'ré Rang voorgefteld heeft onder dé Worni-
achtige Dieren., Hetfcyn, haamelyk, niet zo-
danigen , die alleenlyk hun Nest o f Wooning
'ïnaaken in eene Kalkachtige Scoffè, welke zig
naar hun Lighaam fatfoeneert (d); maar zodanigen
, ïn welken de Plantaartige zelfftandig«
Beid als bezield is met een Dierlyk Leven ,
zo dat zy óp de manier der Planten uitbotten
en levendige Bloemen draagen (e). Hier
(d) Deeze Wortnachtige Dieren gelyken meestal naar Po-
lypen, en hierom worden gedagte Lighaamen j (in ’ t voor-
gaande Hoofdftuk befchreeven,) in *t Frahreh Polypïers geheten
, als boven is gemeld.
(e) Zie dit onaftandig aangetoond in myn L(XX. Hoofdruk
van 4' I. DRï.u dsezer Nattiurlyke Hiftorie, XVII. STUK £
bladz, ai6 en vervolgens.
LI