VI. veelal genoemd worden. Zy komen ’e r, in d«
. t ^ fd’ Marmergroeven , zelfs zeldzaam voor. Hy
ie>M/te».geeft de Afbeelding van nog veelerley andere
Kreeftjes o f Garnaalen , wier eigendyke Ge»
ftalre niet gemakkelyk te onderfcheiden is. Ver*
fcheidene onder dezelven zyn lang - gearmde
met een g'ad Rugge Schild, o f zulken, waar
van men byna de Indifche Hoorn- Kreeften zou
maaken (r). Anderen , wederom, hebben iu
h geheel geen o f zeer korte Schaaren, en ge*
lyken das naar Garnaalen en Steurkrabben»
o f ook naar de K reeftkrabben, Soldaaten ge»
naamd, om dat zy in vreemde Hoorens kruipen
en huisvesten (s). De groottle Rivier»
Kree ft, welke hy ooit op Steen gezien hadc,
was met Lyfen Sta rt ruim vier Duimen Eng,
en op *t breedfte ongevaar een Duim. Van
Indifche Zee Garnaalen heeft hy grpoter voor»
beelden, b na een half Voet lang; vry wel
met de Natuurlyken, die ik ’ervan heb,over*,
eenkomftig. Hy heeft zig verkeerdelyk ver*»
beeld, dat dezeiyen tot de Zwaantjes • Kreeft
o f
(r) Zodanfgen komen voor in ’t I. Deel der Vtrftèmk
Vaakén op Plaat XIII; XIII. a , b,c; X(V. «er. XV. N.4.
O ) Van dit alles vindt men, op de gezegde Plaaten,
veele Voorbeelden , en , wat de Otigineelen aangaat , kan
«nen het I. Deels XIli. stuk deezer HiJiorU
«laar mede vergelyken.
~ Aiii. o. xy. ri
, ; N* 5 » *■ en de hefchryving, bladz. 2j. De eerfte
gelykt naar de Gehoornde Kreeft , 0p de eerfte Plaat van
Rüiyj»
o f Knyper van R u m p h i u s behoorden; Vit
waar mede zy in ’t geheel geene overéénkomst
hebben (*). Dergelyke Zee» Garnaalen vindt Kntft^
men ook wel aan de Kusten van Europa en
in de Middellandfche Z e e : des hier van te
veel wonders gemaakt wo rdt, met de oir-
fpronglyken daar van ih Oosdndie te zoeken(v).
Van Krabben , die door haare kortftaartig Kreeft op
1 j /- r j , Mar.net*
heid van de Kreeften onderichetden worden , Ley.
komen de afdrukzels op gedagte Papenheimer
Marmer • Lei jen nog zeldzaamer voor. Een
jzeer fchoon Stuk van dien aart , ’t welk het
Schepzel zeer naauwkeurig voorftelt, is door
K n ORr , op zyne Veertiende Plaat, vertoond.
De Heer F. G m e e . i n , Hoogleeraar te
Gottingen , die Tt zelve overgenomen h e e ft,
z e g t, dat het ook valt op Solenhofer en Ve-
roneefche Leyfteenen (at). Naar een Krab te
rekenen is het Lighaam vry groot , als de
grootte byna van de Handpalm hebbende, dat
is de breedte van drie Duimen, doch het heeft
jtleine Schaartjes aan dunne Armen, van wel
v y f Duimen langte , die Elleboogswyze zyn
ge-
Rumpkiüs , vry veel. Die van Davïla heeft geen Hoornen
, (v) lk heb thans een AfdrukzelinLey van Praag iri Bohemen
bekomen , dat byna vier Duimen lang is en uit .vyfentwin*
tig Leedjes beftaat ,behoorende tot een Kreeftachtig Schepzel,
waar van het niet veel meer dan de helft fchynt te zyn,
en dit is, op zyde, naet dergelyke Zwetnvinnetjes, als de
Stee - Garnaalen , voorzien.'
(x ) Natur-Syfteia. IU. Theill> p. 479. T. 1%. f. JOI»