_v V. (4) Verfteeningen der Maaltanden van Vis*
H o o fd - n
STUK* Jenen*
iththyeti. Even als de Haaijen - Tanden, van ouds,
voor Verfteende Slangen - ToDgen aangezien
denSQfK? werden> 20 hebben de Verfteende Maaltanden
sen. van fommige Visfchen de ligtgeloQvigen ook
zonderlinge denkbeelden in ’t hoofd geKragt.
Men noemde ze Slangen - Oogen , Padden- of
Zwalaweiijleenen : daar mede de figuur o f af*
komst bedoelende, Dit maakt dan ook, dat
m-n de meeften tot' drie Verfchei ienheden van
deeze Soort betrekken kan.. Zy komen dikwils
onder dé Haaijen * Tanden vermengd en in de
zelfde flag van Steen voor, zynde van buiten
glad en glanzig, van onderen zig als afgebroken
vertoornende , van binnen een Tandachtig
geweefzel hebbende, en van allerley Kleuren.
fsddeSee* De Paddejleenen, (Bufonites,') ook Crapaudi-
fteenen. ne$ naaj. Franfche woord Crapaud, ’t welk
een Padde betekent, en fomtyds Batrachitce,
dat is Kibvorscb - Steenen, gepaamd, voerden
dien
f4 ) hhtbmithi Dent. Molarium Piscium, Wall. Syji.
Min. II. SS7- IclïthyolitbHs Dentis Molaris Anarrhich*. Syfi,
Nat. Xil. Tom, III, Gen, 39. Sp. 3. Ichthyolithus Dentis
Jiemifphamci. Syfif. Nat. VHI. *98. N. 4. Mus. Tetf. /0<>.
N. 4. Bufonites raajusculus atro»rubens inftar Capfufce Glan-
dis Quercin*. Phi(. Tram. N, ico, p, 790, Luid. Litbtph.
yo. Mort Nertb. 144. Laprdis Bufonitis varietas ptima.
BOOT Lap, 301. Lapis Bufonius. Merb. Pin. aio, Batrs»
chita f. Crapaudina. Gïsn . Lap, i 6u Xruckuan Eitljiim.
$42,
dien tyte l, dewyl men zig wys maakte * dat z y ^
van bejaarde Kikvorfchen o f Padden uitge
fpoogen werden , wanneer meD die op een
roode Lap plaatfte. Zy zouden in de Koppen,
o f mooglyk in de Keel van deeze Dieren ,
gegroeid zyn : 4t welk wel niet onmooglyk
was ( f) i maar men twyfelt thans niet o f zy
hebben een andere afkomst,
Deeze Steen en zyn rond als Knoopen * dodi
met eene meer o f min diepe holligheid vaQ
onderen , die ze naar Dopjes gelyken doet.
De grootte van fommigen is als de Nagel van
een Vinger, van anderen als Erwten, en zy
vallen zelfs kleiner. De Kleur is dikwils Kastanje
- bruin o f geelachtig, fomtyds uit defis
graauwen of blaauwen} fomtyds , gelyk ik
de grooten heb, wit. In de Verhandelingen
der Koninglyke Sociëteit van Londen worden
’er befchreeven , die de figuur en grootte
hadden van een Eikel-Dopje, zynde van Kleur
donker rood. Men vindt by L u i d nog vee-
le anderen gemeld, zelfs by elkander in de
Kaak zittende, ’t welk alletwyfeling wegneemt ,
en
( f ) Zeker Heer een langen ty d , fineer dan een Jaar,)
geplaagd geweest met een benaauwden Keel, waar tegen
alle Middelen vrsgteloos waren aangewend, loosde einde*
lyk een Steentje uit de Keel , van grootte als een Knikker,
en was toen van die benaauwdheid betiteld. Waarom zou*
den in de holligheden van ’c Strottenhoofd, welken de Kik»
votfehen zeer groot moeten hebben, wegens haat fterk Ge»
luid 5 ook geen Steentjes kunnen groeijen ?
R £