II. hadt, was zulks beflooten. Naderhand echt«*
S S T hadt die - » * Natuurkenner van * £ £ £
m Swaben, een Leyfteen-bekomen, welke een
waare Anthropolieth kon zyn p). De Verbas-
len van K i r c h e r u s bevestigen de beftfen-
lykheid van gedeelten van Verfteende Men
fcben Geraamten en ook anderen, in deezé
Eeuw, hebben daar van gefproken (q)
S & ' Veel ™ ” h™lden vindt men van Ver.
lreende Menfchen - Beenderen , doch meest ge-
calcineerd; o f verkalkt voorkomende, dan wee.
zentlyk verfteend, en fomtyds ook, gelyk op
de Eilanden Cherfo en Oftro , in de Adriati-
fche Z e e , met roode Mergel o f Kalkfpaath
overtoogen. Dus vindt men Herfenpannen
Kaakebeenen, Tanden, Schouderbladen, SleU!
telbeenen, Wervels , Ribben , Heupebeenders
en Beenpypen , als ook Beendertjes van de
Handen en Voeten, in Meisfen, in het Hol
by Schwartsfeld aan de Haarts ; by het St
Jans Klooster onder eene Rots, in de Berau-
ner Kreits van Bohemen , by Canftadt in ’c
Wurtembergfe, in een grover en Iosfer o f f v.
. ner en vaster Zandfteen, in Dropfteen, als
ook, in Spanje naamelyk , in Agaatb - Rotfen
en dan fomwylen met Kryftallen aangevuld,
S c h e ü c h z e r befchryft Verfteende Wervel
(?) Andhea Schweits. Btlefc. Nanov, Matazin
(q) Miscell. Nat. Cur. Dec. II, Ann, V'. p i - 6
(r) OrytioUgie Tab. l 7. Fig, 3. Zie van dit ,
WAi.cn
velbeenderen , die als met een zwart Verni?
overtoogen waren en Dav i la een Herfen-gTUK<
pan, welke door en door met Spaanfch Groen
was gekleurd. Inzonderheid is het Verfteende
Hoofd , in de Bergen niet ver van Rheims gevonden
, dat men by d’A r g e n v i l l e afge-
beeld vindt, opmerkelyk , als hebbende de
geheele holligheid met een vast Gefteente opgevuld,
en de Beenderen zelf niet enkel verkalkt
, maar hard verfteend (r).
Kortelyk moet ik hier gewag maaken v a n e e n -
de zogenaamde Reuzen Beenderen. Men kan Reuzen,
niet twyfelen, of daar zyn oudtyds Menfchen
geweest van meer dan gemeene grootte; aangezien
in de Heilige Schrift van Reuzen gefproken
en de maat derzel ven opgegeven wordr.
Zy waren ’er al vroeg en voor den Zondvloed
CO* Naderhand was Og , Koning van
Bafan , alleen van de Reuzen overgebleeven,
hebbende een Yzeren Bedfcede, van negen
Ellen langte en vier Ellen breedte (t). Hier
uit befluit de Heer W a l l e r i u s , dat hy
zestien en een huiven Voet hoog zou zyn geweest,
en vindt het niet onwaarfchynlyk, dat
de grootte der Menfchen zig tot agttien o f
twintig Voeten ukgeftrekt hebbe. Dus zouden
’er Menfchen zyn geweest, drie o f vier
maal
Walch over de V e r jle e r .& e Za a k m . t). II. Stuit, bladz.
341 , enz
( j) in dietyd waren’er Reuzen op de Aarde Cm. VI.vs,4.
(O Deuter. III. vs. II»
N 5
III, Dam.. I. Stuk,