VIII.
H o o ïp -
STÜK.
B e lem n ie
San.
476 V Ë R S T E K K I N c ï -H
In de meeste deelen van Europa komen de
Belemnieten, zeer dikwils, geheel los en vry#
doch ook in het Gefieerte zittende, en van
* veelerley grootte voor. Van kleiner aan Schoen-
maakers Pennetjes, hoeüanigen ik ’er verföhei-
dene uit Switzerland en .het Würtembeigfe
heb, loopen zy tot de langte van een Voet of
meer en de dikte van één o f twee Duimen.
Men heefizeock gezien van byna een Elle lang
en een Arm dik (*), Ter langte en dikte van
een V inder, of daaromtrent, vindt menze meest.
De figuur is gemeenlyk Cylmdrifch,aan ’t end
gefpitst, o f Kegel vormig, en fomwylen in \ mid*
den dikker , gelyk een Weevers-Spoel. Het Onder
- end is veelal afgebroken, en vertoont dan
een geftraalde Oppervlakte ; anders heeft het
een infehietende Kegel vormige holte. Het bo-
venend eindigt ftomp roüd o f ipits, en heeft
ook wel een puntig Knopje , dat in eene Belemniet
van Maastricht , welke ik in het
Zandig Gefteente leggende bezit, zig zeer dui-
d'elyk vertoont, en , alzo dezelve nog haaren
Natuurlyken Rokheefc,zou men mee den Heer
W a l c h mogen vermoeden , dat het in an*
dedoorfchynend,
rood of Vhmiaig van Kleur, zonder bepaalde
figuur. Bertrand. D>3 i»n. uit Thkophrastus , by wien
’r LiKcurium gegraven Barnfteen fcbynt te zyn, als uit de
Ks V3n den Los geboren- De Lapid. p. 595,
(*, Na turforfchtr VI. .'TOK. , p. IS?«-
(t) Wa l le s . Syft. Min. T m II: p 448 Walch
fi-inde Zaabtn. II. D. II. S10R, biada. <313« öeeze Ipreekt
va».
V A N C O N C H Y L I S N . 4 * 7
deren, die glad zyn , afgefleeten ware en dos
de Belemniet Natuurlyk toebehoorende. Im*8TÜK.
mers, dat zy op die manier rond o f ftomp ge- Btlimnk*
topt geworden z y n ,is fommiger denkbeeld (r) , ten-
Deeze Belemniet, een half Voet lang, fchynt Het innagenoeg
vojmaakt te zyn , alzo de Wand der
holligheid , van onderen, daar die geheel met
Zandfteen is opgevuld, de dikte maar vaneèns
Menfchen Nagel heeft. De op zyde loopen-
de Sleuf fchynt de diepte te bepaalen van die
Holte , wier Steenkern o f opvulling, Alveolus
genaamd, in anderen als uit veele Leedjes o f
Gewrichten is famengefteld en dus zal die
Sleuf waarfchynlyk met de Peesbuis, wier
aanhechting mooglyk door eéne Naad, ih de
mteilen tot den top loopende, aangeweezen
wordt, overeenkomftig zyn. Voorts behoort
Zy töt de half doorfchynende, van Kleur byna
als Barnfteen ; gelyk onder den witten Rok
zig hier en daar openbaart.
Van die zelfftandigheid vallen de Belemmeren
in Zandfteen by Maastricht en Kalkfteen
by Aken, en deeze, die men ook overvloedig
in Sweeden, Deenemarken , in ’t Pruisfifche,
0@svan
een rondachtig Knopje , doch vertoont hetzelve, zo veel
ik weet, nergens in Plaat; gelyk ik het ook by Klein of
anderen niet vertoond, ja zelfs niet gemeld vind: want hee
doorboorde Tepeltje van BrjïYn , de ptlytiaiatniit , p.
ksn naauwlyks daar voor vertrekken.