' INLEIDING.
Dat van
C artheu-
«ER«
’t licht Cr). Hy maakt z e s Klasfen , waar
van de Eerfte de Aarden bevat, die hy iti
Grondige, Alkalyne, Gipsachtige, Kleijige en
Glaswordende verdeelt: de Tweede de Stee-
nen , waar van ook Grondige, Kalkachtige,
Gipfige , Kleijige en Glasachtige : de Derde
de Z out en, van welken Zuure, boogachtige
en Middelflagtige ; de Vierde de Aardh
a r s t en , zo vloeibaar als hard: de Vyfde
de Ha l fmet a a l en , waar onder wederom
Vloeibaare en Vaste : de Zesde de M e -
t a a l e n , van welken Goud en Zilver Edele
; Koper, Y ze r , Tin , Loöd, Onedele genoemd
worden. Op ’t laatst komen de Vers
t e ende Z a a k e n , welken hy in vyf
JRangen , als van Dieren , van Infekten, van
Conchyliën , Planten en Zeegewasfen afkom-
ftig, fmaldeelt.
Het Samenftel van C a rtheüser, dat in
’ t laatstgemelde Jaar te Frankfort aan den Oder
bet licht zag ( r ) , is in veele opzigten op den
zelfden leest gefchoeid. Het heeft ook zev en
Klasfen, e n verfchilt meest omtrent de Aard
e n , welken hy in Smelt- en Onfmeltbaare; en
de St e e n en , die hy in Plaatige, Draadige,
Egaale , Gekorrelde en Vergaarde fmaldeelt.
De
(r) J, t . WOLTERSDORÏF. Syßema Minerale. Eerol. 1748,
& 175 j .
(j) J, Ft. CARTHEUSER. Elementa Mineralogie, Francf. ai
Vladr. 17J5,
De Z o u t e n zyn by hem Alkalyne, Zuure, Ï&W-
Middelflagtige en Samentrekkende. Zyn Vier-
de Rang is van V u u r v a t t e n d e dingen ,
gelyk de Zwavels en Aardharften. Dan volgen
de H a l f m e t a a l e n , welken by in niec
fmeedbaare , byna fmeedbaare, en vloeibaare
als de Kwik, fmaldeelt; de M e t a a l e n ,
waar van buigzaame , als Lood en T in ; Harde,
als Koper en Y z e r ; Vaste als Zilver en
Goud. Eindelyk de dingen van Veranderde
gedaante , waar onder hy allerley Verfteende
Zaaken , StalaCUeten en Fi^uurfteenen , he-
grypt.
De Manier van d’A r g e n v i l l eCO heeft, Manieren
volgens het oordeel van W al lertus , niets ge^ville
nieuws dan verwarring , en veele gebreken , ^ B0W*
inzonderheid wat de Steenen betreft. B r o w
ne maakte j, in zyne N a tu u r ly k e H i j le r i e va n
J am a ik a (v ), eerj geheel byzondere Verdeeling
der Delfltoffen. Hy Helt in de Eerfte Klas-
fe de W a t e r s ; in de Tweède de Z out
e n ; in de Derde de Z wa v e l a c h t i g e ;
in de Vyfde de A a r d e n en Aardachtige
Lighaamen, waat op de K lei jen volgen,
dan de Merg els en eindelyk eenigen van
een andere natuur, gelyk Puimfteen, Tuf Heen,
Zanden, enz. Doch deeze Manier heeft ook
t@
(O POr-jUeligie. Paris 175 S. Qjarto.
(v) The Civil and Kat wal Hijlorj of Jamai{a> Lond.
175«.