Verfteeningen van de Polypen der Zoete
H o o f d * Wateren . Diertjes zo klein, dat menze naauw-
STUK* 1 '■ .
Pmnatu- tyks z^eo» en z0 teder, dat menze niet vatten
»'•eten. kan ( c ) , zou niemand verwagten. R o s e l ,
niettemin, die groote befcbry ver der Infekten,
heeft Papenheimfche Leyfteenen ter baan ge-
bragt, gemeenlyk Spinnenjteenen genaamd, op
welken zig Verfteende Armpolypen bevinden
zouden (d). Het is my, zo uit de befchou*
wing zyner Afbeeldingen, als uit een Exem-
plaar daar van, ’ t welk ik bezit, blykbaar, dat
het Zee - Sterretjes zyn; gelyk ik bevoorens heb
' * Bladz,opgemerkt.*
so6 . Van ,je Zee - Pennen is meer zekerheid (é ) .
Men zou ze by Maastricht, in *t Waldekfe,
als ook op den Baldus* B e rg , by Verona, in
Italië , vinden. In de voorgedagte Lyst der
Maastricbtfe Verfteeningen , komen twee E-
xemplaaren voor, van Zee * Pennen , in het
Gefteente leggende, met Alcyoniërt. Haare
Hoogheid, de PrinCesfe van W a l d e c k , hadt
in haar Kabinet een Fragment van een gevederde
Zee-Pen , verfteend (.ƒ)• De Hofraad
H e t d e h r e i c h bezat een Exemplaar
daar van, hem door den grooten Verzamelaar
van Naturaliën, den Geneeskundigen Heer
Hof-
(e) zie het t Deels XVIil. Stuk , deezer Nat. His~
tor ie , aan ’t begin.
(d) ï n Z y ö i n f e k t e n -W e r k , 111. D e e l . T a b . X G .
(ej Zie detzelver befcluyving in ’t S i. HoofdJUtk v.n £
Hofmann , te Maastricht, toegefchikt. In x»
zekere Brief wordt ten dien opzigte het vol- Hoofd*
oTUa«
gende gemeld ( g ) . Pennam-
, De Pennatula is by ons zelf eene groote lieten,
„ zeldzaamheid. Ik bezit flegts een geheel
„ Exemplaar en een Fragment, ’t welk tot
, verklaaring van het eerfte, ratione ftriarum
, , Penniformium, dient. Geen onzer Liefheb-
, , beren heefteen ander , dan demynen, ge-
„ zien , en dat Exemplaar, ’t welk ik aan *t
Kabinet van den Prince van Orange toege-
fchikt heb , en groote verplichting baarde,
” , is niet zo goed als dat , ’t welk Gy beko-
5„ men hebt. Valt door den tyd, by een ge-
’ lukkig toeval, een beter voor , dan wil ik
j , het gaarn voor UEd. opraapen.”
Van Lintwormen weet ik n ie t, dat men tot
nog toe Verfteeningen waargenomen heeft, en
van die kleine Schepzeltjes, waar aan ik den
tytel van War diertjes heb gegeven (/?) of der-
gelyken, zal iemand, die wel by ’t hoofd is ,
niet ligt dezelyen zoeken. Des hier de be~
fchryving der Verfteeningen van ’t Dieren-
Ryk beftooten wordt,
gezegde XVIII. STUK,bladz. » 9 , en de Afbeelding Plaat
CXL1; als ook WALCH Verft. Zaaks». HL I). bladz. 190.
( ƒ ) BEHTRAND D ia . des F o ' f . IL p- lo*.
Beytrage far Natargefchichte. Altenb. 1774. p. I 5l .
( 6 ) ln 't Gedagte XV111. STUK, laatfte Hoof4 ftufc
HL D eel. I .S tuk.