- voortkomen, welken men, om dat zy feheef
H oofd* gefcraaldeSterretjes hebben, Komeetieten noemt.
STtJK* Aan deszelfs Vo e t , naamelyk, daar hy plat.
Aftröiem, aehtig is j vertoonen zig verfcheide feheef af-
gefleepen Sterretjes , weezentlyk als Komee-
ten of Staartfterren: zo dat dit,gelyk de Heer
W a l c h billyk aan merkt, geen weezentlyk
verfchil uitmaakt; hoewel men ’er Afbeeldin-
gen van vindt by fommige Autheuren. Ook
vallen onder de Maastrichter Petrefakten, die
men deezen naam kan , geeven ( r ) ; hoewel
z y eigentfyk zig als een fraay borduurwerk
vertoonen. Het zelfde heeft, in fommige Nor-
mandifche plaats*
spélde-. Van zodanigen aart is dat Stukje uit rnyne
? Verzameling, waar van een gedeelte, een wei-
■ PiP*4. nig vergroot, in Fig. 4. ten naauwkeurigfte
afgebeeld is , om een denkbeeld te geeven van
dit fraaije, dat naar Speldewerkte Kant gelyke.
In ’t midden ziet men de Steenkernen van het
middelpunt der Sterretjes, maabendeverheven
Knobbeltjes, gelyk in de meefte Petrefakten
van dien oord , welke tot de Afcröieten be-
hooren, en zelden met zulk Borduurzel pronken,
De geleerde W a l c h heeft, by een uitvoerige
en zeer fraaije Verhandeling der AJlröie-
ten (j) , een nieuwe Rangfchikking derzelven
(r) zie GUETTABD Mem PL. »7 .F ig 4«
($) Zie Naturforfchtr V, SXCK, Art, 3.
gevoegd, met gepaste benaamingen. Hoofd-
zaakelyk verdeelt hy dezelven in Regt- engTUK*
.Kmnftraaligen. De Regtftraalige hebben o f ^ réieteit,
Hoekige of Ronde Sterïen. Van de eerstge-
melden zyn de Sterren o f. verheven, welke
Soort hy noemt 1. Orgammi o f verdiept, en
dan heeten dezelven 2. Favites, als de Straa-
len afgeftoropt zyn , en 3’ Striatus, wanneer
z y in malkander loopen. Van die met ronde
Sterren hebben de Straalen o f een feberpen
gekartelden Rand ; 4. Denticulatus , of een
breeden geftraalden Rand r y. PedJmiatus, o f
de Rand is glad, ’t zy geheel niet o f maar
weinig boven de Oppervlakte uitfteekende. ,
De zodanigen komen voor , o f met enkelde
Sterren, van elkander afftandig, die vlak zyn •
o f verdiept of verheven. Aftröieten met enkelde
vlakke Sterren, van egaale Straalen ,
noemt hy Ö. Rotularis: met verwisfelende lange
en korte Straalen 7. Tubularis: Aftröieten
met enkelde verdiepte Sterren, 8. Calycularis:
met enkelde verhevene Sterren , die de Straalen
, beurtengs kort en lang hebben , 9. Mam-
millaris. Van de zodanigen met even lange
Straalen , komen ’er vo o r , die groots en die
kleine Sterren hebben. De Gladrandige , met
verhevene grooce Sterren, hebben dezelven op
een gladde Oppervlakte uit een klein middelpunt,
10. Patelloides; o f uit een groot door-
hoord middelpunt , 11. Globularis; o f zy ko-
men op een fyo geftippelde Oppervlakte met
zeer