« ES IB&.
imfme
11 I1
II ■ ili
Hl
II I
m \
Ij.
H l
iiyN
i i
SÉi ■ 1 1 1 iHiiiiil l l r 1“ 1
MI
lWi lIlip I I RH
lnilB»M llM jI
I.
Hoofd-
«T U X .
Meest ïn
Europa,
te zyn geweest. De Franfebe Akademistea
hebbeD, op de Bergen van Peru, geen Verbeen*
de Zaaken kunnen vinden (x ) . Ik vind ’cr
ook geen blyk van in de nafpooringen , o®,
langs door de Heeren F ors t er op de Eilanden
in de Groote Zuidzee gedaan. Daar
komen eenigen aan de Kust van Kanada voor
en ik heb ’er uit Oostindie ontvangen, alwaar
die verbaazend groote Vaders Noaehs Schub
pen en andere Verfteeningen vallen, daar R um.
p h i o s van fpreekt. De Heer P a h a s
vondtze aan de Wolga ea Okka, bezuiden de
tValdaifche Bergen , in Moskovie, overvloe.
dig, maar niet benoorden dezelven, en ons We-
reldsdeel fchynt als de Schatkamer te zyn van
deeze Zeldzaamheden der Natuur.
Hier komen zy byna in alle Landen voor.
Men heeftze by Lbfabon in Portugal, in
Spanje en op de Pyreneefche Bergen verza-
meld. Alle Provinciën van Vrankryk leveren
dezelven o f verkalkt, gelyk ombreeks Parys,
o f volkomen verbeend, gelyk aan de Kusten
van Normandie uit. In Piemont en Savoije
legt een Bedding van Verbeende Hoorens
en Schulpen, in de Gebergten, wel negen vierkante
Mylen groot en twintig Voeten diep:
Switzerland, zo wel als Italië, bevat ’er onin
de
Noortelbaare;
Duitfchland niet minder en
(z) De Geleerde Heer J. Cesnerus wil dit daar mede te
keer gaan, dat zy dan in de Steenige Bergen verholen kon de a
» teen: doch op zulk een manier is alles op te l«sf*n.
Noordelske deden ; als ook in Engeland,
kenze gcheele Gebergten en Eilanden uit. *Tm .
Minder komen de Verbeende Zaaken in Meestin
Vlakten en laage Landen voor, dan in Berg- ^ ^an(j.
achtige Streeken. In ons Nederland zyn ’erftreeke».
eenigen , doch zeer weinige waargenomen ,
dan by Maastricht, Vifet en Aken, in de Ge-
bergten. Welk een menigte verfchaffen met
de Krytbergen in Engeland. By Bath bevondt
zeker Heer, die ’c my verhaald heeft, dat men
Ammonieten , van één o f anderhalf Voet over
’t kruis , in de Kalk plaatbe, tot hevigheid
der Muuren. De höoge Rotfen , aan de
Kust van Normandie, bevattenze rykelyk; zo
wel als de Oe vers van Marmer - Bergen aan
de Kusten van de Adriatifche Zee. Haar zitplaats
, naamelyk, zyn veelal Gebergten van
tene Kalkaartige natuur , of Kalkfleen en , wat
de Indrukzels aangaat, de Leyfieen , gelyk ik
bevoorens opgemerkt heb. Z y komen weinig
of niet voor in de. Gebergten van Graniet o f
Porfierbeen, en dus zyn ’er de kaale Bergtoppen
der Alpen en elders doorgaans van ontbloot.
In die Gebergten, daar men Mineraa-
len breekt, vallen zy ook zeer weinig : hoewel
zy in de Steenkoolen-Groeven en fomtyds
tot eene aanmerkelyke diepte uit het Aardryk
gegraven worden.
De Kalkfleen - Bergen zyn dan de voornaam-
he zitplaatfen der Verbeeningen, die er fom* Kaïkfteen
tyds byna geheel onveranderd in voorkomen;
M 3 fora-
III. DSEL. I*
ö a