Vers hebben de Delfftoffen, vervolgens
mar de uitwendige Gedaante onderfchei-
den. Verdeeling van Ag r ico la , CiE-
sALPiNüsmanderen. NieuWe Rangfchik*
king door de Hedendaagfchen, Bromel*
B oerhaave, enz. Manieren van Bau-
mer , H ill j Scopoli , enz. Stelzels van
W oltersdorFf , C artheuser , Jus-
T i , C ronsTe d t , V ocel, en anderen.
Het nieuwfte Stelzel van W alleriüs
overmogen: dat van L innjEüs, veranderd
w en verbeterd, ter navolging aangenomen. Bladz.
In l e id . IV. Manier om de D elfstoffen, zo
Aarden als Steenen en Ertfen of Minera
alen , gemakkelyk te onderzoeken en tot
die Kldsfe te brengen, waar onder zy behoor
en. Toeftel en Proefneemingen, ten
dien opzigte : j . Op Mineraale Stoffen
in ’t algemeen: 2. op Aardachtige en Stee-
nige Stoffen: 3. op Zoutige zelfjlandig-
heden: 4. op Brandbaare Stoffen: 5. op
Ertfen en Metaalen. Bladz I.
I. Hoofdst. De V ersteekingen of Pe-
trefakten, anders Verfteende Zaaken
genaamd, in ’t algemeen befchouwd. Haa-
re Eigenfchappen en afkomst. Verfchilvan
de Natuurfpeelingen. Plaatfen waar menze
vindt. Manier van Verfteening. Hoe
de Zee - Schepzelen op ’t Vaste Land zyn
' gekomen. Vcrfchillende hoedanigheid der
Verfieeningen. Verdeeling derzelveny tot .
de befchryving, door LiNNiEUs. — -
{ÏL IlooFDsr. Befchryving der Verfteeningel!
van Zoogende D ikken , genaamd Zoo*
lithi: derzelVer zeldzaamhei J , inzonderheid
die van Menfchelykë Lighaamen en
Geraamten. Gebeente van Reuzen, zo
genaamd, waarfchynlykvan Olyphanten
of andere groote Dieren. Verjieend ülpe-
been en Eenhoorn, Béenders van Herten
of anderen: van Zee-Dierent Wal-
visfehen, enz. Onbekende Beenders. De
Turkoizen van Tanden afkomjlig«
III. Hoofdst. Befchryving der Verfteenin-
gen van Vogelen, zo geheel, als gedeeld
telyk. Vogel fneb en Kop in Steen. V'et-
fteende Vogelnesten en Eijeren» enz.
tV« Hoofdst. Befchryving def Verfteenin-
gen van AMPHiBié'ct of Dieren van bei-
derley Leven, tot welken de Schildpadden 3
Kikvorfchen, Haagdisfen, Slangen, Haai«
jen , enz. behoor en. Maltheefche en andere
Haai jen - Tanden, enz. —
fff. Hoofdst. Befchryving der Verfteenïn-
gen van V tsschen. A f lrukzels van Vis-
fchen en derzelver Geraamten, op L e y ,
Marmers en andere Steenen : van Plat-
visfehen, Aaien, Snoeken, Baarfen, enz.
Verfteende Visch Tanden en Kiezen,
Paddefceenen genaamd en Slangen -Oo-
gen of Zwaluwenfteenen*
VI. Hoofdst. Befchryving der Verfteenin*
gen van Insekten endaaf toe behoorende