3Ui*> V e r s t e e n i n c ï n
VII. Hier onder tellen w y , in de eerfte plaats #
de Zee - Sterren , welken men geenszins met
SteUietmre zogenaamde Sterrefteenen verwarren moet.
Om ze te duidelyker van dezeïven., die men
jijleriën noemt , als ook van de AJiroieten,
welke een Soort van Madreporen zyn, te on»
derfcheiden , noem ik ze S i ë l l i e t e n .
Z y drukken de gedaante der Natuurlyke Voorwerpen
, Stelle Marine, genaamd , omfiandïg
door my belchreeven (h) , fomtyds zeer wel
u i t ; doch kómen , ( ' t welk men aan de Na®
tuurlyke weekheid toefchryven moet,) zelden
zeer compleet voor, en vallen meest in
Zandfteen, gelyk in geelachtige niet verre van
Siena, in 't Hertogdom Florence; en ook in
Kalkfteen, als by Maastricht. Men vindtze
ook anders, doch doorgaans hebben zy den
aart van het Gefteente aangenomen, gelyk de
Wormen.
Gefternde, Men kan z e , even als de Natuurlyke Zeesterren
, in Gefiernde onderfcheiden en Ge-
Jlraalde. De Gefternde zyn zodanigen als ik
Ferdeelde genoemd heb , om dat zy het Lig-
haam als door Infnydingen verdeeld hebben %
daar in de anderen het Lighaam als afgezonderd
is van de Straalen. Van de eerfte, komen,
on-
(b) Zie het XIV. St ’'K , deezer Nat. Hifi. bl. 417.
(> ■ Zie l'erjjéende Zaaien, m , DFEL, Plaat VI Fig.
8 7 1 7 : bladz. *81. Die uit Italië op Plaat IX. h , zoude»
Tan een geheel onbekende Sooit moeten zya.
v ä n Z e e - . S t e r r e n . 30*
onder de Verfceende Zaaken, zelden met min- VU;
der dan v y f Straalen voor. Onder de Maas- Hoo?d*
trichter Zee - Sterretjes , die tot de T w e e d e Ste^èt^,
Soort van den Ridder kunnen t’huis gebragt
worden, zyn ’er vier-, vyf-, zes en tot negen
o f tien - Straaligen. Z y vallen naauw.lyks een
half Duim breed, en onder dezeïven vertoonea
zig Lighaampjes , van den zelfden aart, zonder
Straalen ( i ).
De Fyfjtraaligen zyn , gelyk ónder de Na- vyföna*
tuurlyken, hier ook de gemeensten. Van dip llgpL IIT>
evenwel, wélke aan onze Stranden voorko- &£- 3»
mep, vindt men ’er nog geene Exemplaaren.
De naasten zouden die Koburgfen zy n , Waar
van W a l c h de Afbeeldingen gegeven heeft,
als leggende op een geelachtigen Glimmerigen
Zandfteen (k) $ maar welken zyn E d ., dat ik
niet begfyp , tot de Zee-Sterren betrekt, die
een vyfhoekig Lighaam hebben, van de Wormachtige
Straalen afgezonderd, met de zyden
Halfmaanswyze (l). Dus zouden zy behooren
moeten tot de Wormflraaligen van L r n n v l u s ;
doch ik vind in zyne Afbeeldingen niets j dat
naar het ronde Lighaam,’c welk deeze hebben,
ge lyk t, en zy komen veel meer overeen met
de genen , "dié- men Komeeten noemt, o f ook
met
(k) In ’t zelfde Werk, II. D. Rx.. L. Fig. i , z , j .
(l) Stella Lumbricatis , Corpore pentagona, Lateribus Lanatis.
Linck. T. Fig, jj. Afterias Ophiuta* LlNN. sF.
t l. Nat. Hifi hl. 456.