X.
H oofd»
STUK.
A n t h o f i Xk&2&*
daar mede te verwarren , werpende zelfs df,
Enkrinieten en Pentakrinieten ondereen (r).
Onze Ridder heeft een byzondere Soort gemaakt
van deeze Petrefakten (17) , waar aan
zyn Ed. reeds een plaats onder de Natuurlyke
Dierplanten toegeweezen hadt (y). Hy fteltze
als eene vierde Soort der Edele Koraalen
voor, laarende die op de Leedjes-Koraalen
volgen. De fchikking was niet ongevoeglyk,
indien men flegts eenig Origineel daar van gevonden
had. De voorige Natuurbefchryver,
A gei cola , hieldtze voor produkten des
Aardryksf L i s t e r voor gebroken Koraaleny
doch de regelmaatige en fraaije figuur van deeze
Steentjes maakte dit denkbeeld ongerymd.
Zy zyn deswegen Penningen van Pcnifacius,
Molenjteentjes, Kettingjleentjes; doch gemeen-
lyk R a d e r s t e e n e n , genoemd geweests
o f ook Ro l s t e e n e n ; wanneer verfcheide-
ne te famen gevoegd voorkomen. L o 1 ö ein-
delyk, merktze aan als Wervelbeenderen van
Visfchen, inzonderheid van Zee - Sterren; waar
door hy de Liefhebbers der Natuur op den
koers
(t) Zoophytolithi Steil* Marinac, Radiis utpluriiimm con-
traftis , meris Afteriis Celumnsribus cempofiti &c. Eneri-
r.as, Pentaninus. Lilium Lapideum nonnullorum. Syjl. Min.
IJ. p. 4J?.
(17) 'Brlmintholitbus Ifidis Entiochx. SyJl.Nat. XII. Tom.
l i l . p. 168. Sp. J7, Caput Medufa: Articulis ütriaqué figuia
Splati. Wolt. Min. 37. Asreria Colamnaris Articulis crena-
fIs. Haheïjb. Ensritt, T. I, fig. * , 9 , ie. Entiochus. vólx
am.
koers bragt, om dit geheim te ontwikkelen;^ *.^
hoewel fommigen daar in wederom te ver ge- 8TUK>
gaan zyn dezelven van het reeds ontdekte Anth,?,^
Plantdier, dat men de Zee-Palmboom noemt,
afleidende . . .
De Trochieten, nu, zyn Steentjes, volmaakt Trochienaar
een Molentteen gelykende, zelfs in ditten*
opzigt, dat zy zig als gebild vertoonen. Van
eene kleinte als die van Mosterd-Zaad, ftygen
zy tot eene breedte van een Duim o f meer
over ’t kruis ; hoedanig menze in Gothland
heeft gevonden. De dikte is niec met de
grootte evenredig, doch dikwils met de breedte
byna gelyk. De meelten vallen ongevaar
een Kwartier Duims breed. Voorts verfchil-
len zy, ten opzigt van de vlakten endenrand,
zodanig, dat de geleerde W alch daar van
de elf volgende Verfcheidenheden opgeefc.
i . Raderfteenen met eene gedraalde Vlakte en
ronde Opening in ’t middelpunt: 2. Met eene
gladde Vlakte, een ronde Opening en een geërfden
Straaligen Rand : 3. Met eene Sterachtige
figuur om het Middelpunt« 4 . Met
eene
kam. SSlesf- I. T, 27. Fig. ij»., 9 , 10. Helmintholithus
leptilis. Mut. Tesf. 96. N. ij .
(w) Zie N a t . H i ß . I. D. XVII. STOK.bladz, 2J*.
(w) Zie tiet Vertoog over den birfprong de? Lely- en
Stervefteenen, als ook dién der Rader* of Rblfteenen, door
den Heer Gurttard. Üiigezogie Verhand. VI. R. bladz.
jS9 , enz.
Mm 4