X.
Hor Ff«
STUK.
Anthopc*
rieten.
*Bïadz.
357*
ley SterreftetBen , zo ’t fchynt ook met Troebleren
gemengd , vertoonen. Ivlen ziet ’&
vee^en met eene Bloemswyze Tekening, vat
breedtr c£ fmaller Blaadjes, fommigen vyfpun-
tig als een Ster, anderen vyfhoekig o f vyfkantig
, eenigen byna of geheel rond en een enkelde
met eeneganrfch geftraalde Oppervlakte. Behalve
degenen , die de breedte ongevaar der dikte via
een Pennefchaft hebben,komen ‘er veel kleire*
r e , tot byna als Zandkorrels, in voor, byna al*
temaal rond zynde- Volgens den Heer G üet»
T/iRD zyn de Leedjes der Takken van ’t gedag-,
te Plantdier rond, die van den Stam vyfhoeldg:
?f welk dan bier mede ftrookt.
Onder de VerfteeniDgen, welke , nu weinige
jaaren geleeden, by bet graaven van de Twik-
kelfe Vaart, boven Zutphen, waar van ik voorheen
gefproken heb1* , gevonden z y n , vallen
ook van deezen aart. Immers ik vind by den
W e l Eerwaarden Heer A. Büübt , Predikant alhier,
keurig Verzamelaar van zeldzaame Na*
turaliën, een grooten Steen,zyn Ed. van daar
bezorgd, welke volkomen het aanzien van den
gemelden uit den Gulikker Eiffel heeft ; als
digt bezaaid leggende met Takken cn Leedjes
van Enkrinieten of Pentakrinieten. De Kleur
echter is bruin , niet geel, en dergelyke Steen
kom;
O) Aft. Helvet'. Vol. IV. Tab. VI,
{t) Cai yophylii Lapidéi, WAGN, Eph, Nat, Curies, M)'
tJiali Stegaci. L’JiD,
komt my ook by den Heer W. v a s d e rM eü* x .'
iE N voor. ^TU?/0*
Behalve het gedagte verfchil, vindt men ookST *
. _ rr , , , Anmps*
Afterien, die Wrattig o f Knobbelig en getakt rieten,
zyn , doch deeze laatften zeer zeldzaam. Door
den Heer B of ek zyn ’er eenige, uit Swit-
zérland , in Plaat gebragt (x). De Afbeeldingen
van den Heer G d e t t a r d befchouwende,
ziet men klaar, hoe alle de zodanïgen van
den Stam en Takken des Plantdier», dat mende
Zee - Palmboom noemt, haare afkomft
hebben. Het zelfde kan gezegd worden van
eenige andere Verfteeningen, in ’t byzonder
van de Sehyphöiden of Beker fteenen, wat de
Enkrinieten aangaat, en misfchien ook van de
Kruidnagelfteenen o f Caryophyllieten, dus Kruid-
genaamd, om dat zy nagenoeg de figuur heb-"en?1*“ '
ban van een Kruidnagel. Sommigen hebbenze
\ n 7 P h jU i e t e n ,
zelfs Steenen Kruidnagelen, anderen Gejternde
Kroesjes geheten (£ ). L i n n ^ us maakt ’er
een byzondere Soort van , onder de Worm-
fteenen (22) en befchryftze dus.
„ De geftalte is als der Kruidnagelen , de
„ kleur wit. Z y zyn eenigermaate Tolrond ,
„ aan den voet geknot, met den bovenrand
, , uitgebreid, binnen welken een Zoom is van
■ „ eene
( ia ) Helmintholithus ( Caryophyilites) Ilïdis ? turbinatus
limbo pentagono quinquedentaro. Syft. Nat. XII. Torn.
lH . Gen. 41. Sp. z t. CarpoÜthus Caryopbylloides, Mus,
Tesf. 96. T. 4. Fig. 2.