VIII. ren. • Het is halfrond krom geboogen , ter
® ^ FI> ïangte van by de vyf Duimen : de breedte
Ofirasïf overdwars is twee, de dikte bykans een Duim
ttA' Voetmaat. Het beftaat overlangs uit twee Stukken,
die met fpitfe Tandjes in elkander fluiten
, en ieder op de wyze der zogenaamde
Laurierbladen gerugd zyn. En. dewyl het dus
'als een dubbele! Laurierblad voorftek, dat we-
derzyds gekamd i s , zal ik het Bladerkam hee-
ten. De beide helften zyn nagenoeg van de
zelfde figuur; ’t welk in de Laurierbladen geen
plaats heeft. De langwerpigheid en fpitsheid
aan ’t eDd , onderfcheidt het van de Haanekam»
men. Het is geheel in witte Spaath verfceend
en overal egaal gegroefd o f overdwars geribd;
gelyk de Afbeelding aantoon t, Ik vind het
by W alcii niet in Plaat vertoond ( v ) . Moog-
lyk zal het tot nog toe onbekende Origineel als
eene byfbort tot het Gekamde Laurierblad van
den Ridder behooren (V).
Haane- Die Doubletten, welken men Haanekammen
kaa)* noemt, voegen hier veel beter , dan in ’c Ge.
flagt der Mosfelen (x). De Geftalte der Ver-
Reende komt volmaakt met die der JMatuurlyken
(v) In zyn vervolg van Knorr over de Ver/leende Zsc-
ben i a!s boven. Her naaftc zóu zyn Plaat D. VII. Fig, j ,
2; alwaar iets dcrgelyks in ’t klein voorkomt, waar van
hy de plaats der afkomst niet wist : doch ’t zelve fthynt
tot de voorgaarde te behooren. Eindelek heeft zyn Ed. dit
eigende in het IX* STUK des Natvrferft her s a uit het Naken
overeen ; gelyk de Afbeeldingen op de VIIL
Plaaten D. Ien D. I * , door den Heer Walch
aantoonen. Zy bomen veelal los en dikwils
maar ééne Schaal en van aan merkelyke grootte
, op ’t Eiland Maltha , in Sw&ben en by A-
riftorf in Switzerland ; als pok op de Sevenni-
fche Bergen en in Languedok; in ’t Wurtem-
bergfe en Bohemen, zelfs by Duisburg in
Westphalen voor. Men verwart ’er dikwils de
Laurierbladen, zo gekamde, als ongekamde, mede,
ën derhalve behooren zy tót de Oflracie-
ten t’huis gebragt te worden. Van de regtè
Haanekammen vallen geen fchoonerc dan onder
de Normandifche Petrefakten , hoedanigen ik .
’er twee en drie op malkander zittende heb ,
volmaakt in witte Spaath verfteend,
Hier volgen, natuurlyk, de Mytulieten, dat Mosfe-
Verfteeningen zyn van de gewoone Zee - Mos- ca/,fytuiki
felen, wier Griekfche naam Mytilos was , en IM*
de Latynfche Musculus; doch den laatften laa-
ten wy voor de Gaapers, die yerfteend .Mwx-
culieten genoemd worden, over (y), De ge-
meene, die in ,’c Hoogduitfch Mies - Musch*
len
1] o
tutaliën - Kabinet van den Heer Erfprins van Rudolibdt,
van twee zyden in Afbeelding gebragt en befchrceven: zie
aldaar p. z6z. Tab. IV.
(wj Mytilus Frons» Zie Nat. Hijl. I. D. XV, STUK 3
bladz. 38 3.
(jf) De zelfde bladz. 3gi.
(y) De zelfde bladz. 408. en hier voor,
A a 2
IJL Desk. I. Stux.