IlCT-EIDlNQ,
Regelmaatige
endetfcheiding.
yverige verdedigers. De bepaalde Grondfla*
gen, om daar in te gelukken, zyn door zeke*
ren W e r n e r , een Leerling van den groeten
Saxifchen Mineralogist, P a b s t v o n O-
h a y n , naauwkeurig aan de hand gege-
ven (a).
Het is geheel iets anders , o f men de Kenmerken
opzoeke tot eene Klasjikaale verdee-
ling van het Ryk der Delfftoffen, en tot de
Rangfchikking, als ook tot die der Gejlagten,
dan der Soorten. De uitwendige gedaante o f
figuur , de hardheid, zwaarte o f Kleur, komen
in ’t eerfte geval naauwlyks te pasfe , doch
grootelyks in het laatfte. Hoe zal ik , by
voorbeeld, Steenen by één voegen o f Marmers
in één Geflagt brengen , met acht te geeven op
die Kenmerken ; alzo dezelven grootelyks in
gedaante, in hardheid , als ook in zwaarte en
Kleur, verfchillen. Hierom moeten eenige al-
gemeene Kenmerken worden gefield , die men
gebruikt, om by voorbeeld Steenen \mMetaalen
o f ook van Kryftallen te ODderfcheiden 5 dat
zo wel tot de verdeeling der Klasfen, als tot
die der Rangen en Geflagten dient. De be-
roemdfte Mineralogisten , waar onder W a l -
l e r i o s en onze Ridder, betraden deezen
W e g , terwyl anderen de verdeeling op geheel
verfchillende manieren gemaakt hebben;
slis
(*) Von den auiferlichen Kennzeieben der Fotfiliên, Leipz,
O Ë R M I R E E A t O t i E. &
als Wy nu zullen zien , in het opgeeveh der iNiEi«
Voornaamfte Samenftelzeleö. i ia g .
In de oudfte tyden leiden de Philofophen oudfts
zig reeds op eenige onder féheidihg der Delf- ge„d.e<ilin<
Itoffen toe* A r i s t o t e l e s verdeelde ze
in Aardachtige en Metallyne , wier vloeijing
in ’t Vuur en fmedigheid hy aan den oirfprong
uit Water fcoefchreef. Zyn navolger en leerling
T heoph ras t ü s maakte daar in on-
derdeelingen , inzonderheid ten opzigt van de
Steenen. D i o s c o r i d e s , die in de Eerfte
Eeuw na *s Heilands Geboorte leefde , gaf
meest acht op die men in de Geneeskunde
gebruikte* P l 1 n 1 ü s , misfehien zyn tydge»
noot, heeft dezelven omftandiger onderfchei-
den, inzonderheid de Mineraalen. G a l e n u s
volgde in de Tweede Eeuw byna derzelvet
voetfpoor , en maakte gewag van Mineraale
Wateren. Hier op is , in de Vierde Eeuw
de Bisfchop E p i p h a n i ü s het eerfc begon*
nen aan eene Schifting der Edele Gefteenten
met betrekking tot de genen , welke zig in
Aarons Borstlap bevonden (b).
Vervolgens is de Mineralogie, met de ande- vêrfc«
ïe Weetenfchappen, in verval geraakt, en nietteting dcf
wederom tot eenige herftelling gebragt, d a n S * ^ ’
door A v i c e n n a , in de Twaalfde Eeuw.
Deez’ maakte vier Klasfen van Delfftoffen .*
1. Stee«
(S) Wallerius de Syjhm. Mintrnkgïeit, diea ik hiel
meest volg.
G a
III. DEEL. I. STBS»