VIII. een andere daar een tweede Gryphiet zeer aar*
stuk.D ^ met zyn ^neb io het Dekzel van de e rfte
Snaveiftu- «geklonken zit; zo dat het Lighaam, ook ge-
dekzeld, uitfteckt, maakende dus een zonder*
linge figuur.
De .GrVP1»eten * zeg ik , vallen gemeenlyk
ten. zodanig , uitgenomen , dat ’er dikwils de ge*
heele Sneb of Snavel aan ontbreekt, als wanneer
menze voor iets anders zou aanzien. Om*
ft'reeks Gera in Saxen, o f wel in ’t Graaffchap
Meisfen, in zekere Streek Lands van wel twee
Uuren laogte, komt een ander flag voor, wel-
ken W a I ch met gelpleeten Sneb noemt; doch
derzelver Rugzyde is eigentlyk maar tot aan
9t end van de Sneb gefieufd o f gegroefd , ge-
lyk zyn Ed. het zelf verklaart en uit zyne Afbeeldingen
blykt (b). Het verfchil, dat in de-
zelven plaats h eeft, kan men uit de befchry.
ving van den Heer H o p p e by hem zien;
als ook , dat men ze wel Gevlerkte zou kunnen
noemen; alzo zy de Gaaping wederzyds
hoekig uitgezet hebben, en roet een inwykend
hol Dekzel tje geflooten. Zy hebben fomtyds
een blaauwachtig Zilverkleurigen glans, fomtyds
zynze gefpikkeld als een Slakkenhuid,
lom-
(b) Naamdyk Piaat B. I. d. Fig. S , g , e„ PIaat D,
III. b, Fig. i , i , j , zie blaclz. 79, jB *t j, stuk , van
’t II. Dfel.
(e) Nummuli Bratrenburgenfes. Conchitae inarqiialibus Val*
fïs. WallEjB. Min, Tom. ii. p. joo.
fomtyds t’eeoemaal roodachtig geel; van w e f e V I I t
beide iaatilen ik zeer fraaije Exemplaareo be- STUT.
Snaveljiee-
Het Origineel deezer Snavelfteenen, buiten ««♦
twyfel ook een Doublet zynde, is nog geheel
onbekend, zo wel als dat der Penningfteenen,
waar van ik hier gewag maak, dewyi ibmmi-
gen hetzelve o o k tot de Doubletten t’buis brengen
(c); daar zy nogthans, wegens ’t inwendig
G e ite l, tot de volgende Soort behoo-
( O Verfteeningen van etnfchaalige Schulp- Helmin*
tbtli’hus dieren» ctchiea.
rum
De Eenfchaalige Schulpdieren, die men g e -^ e n d c
meenlyk Hoorens noemt, leveren niet minder
by zonderheden onder de Verfteende Zaaken
uit. Ik zal , in derzelver befchry ving, wederom
de orde volgen van het Samenfcel der Natuur
van den Heer L i n njEü s , ten opzigt
der Natuurlyke Conchyliën , waar van zy af-
komftig zyn , en begin derhalve met de Nau-
tilusfen (d).
De figuur van deeze Hoorens, dikwils ook Namiiie-
Schip~en'
( ! ) Helmintbdithut Testaceorutn univalvlum. Mibh Con-
chylia Lapidea univalvia. Cochlit«, Wa l l . Min. Tam. II.
p. 468.
(d) Cochlit* tutbinati coacamerati Nautilomsa. Nautili-
t& WALL- Min. Tom. II. p. 4’ 6.
Bb s