$16 V e r s t e ï n i n ö e n
iBif
VII. van deeze laatften te verfchillen, wat de Ge*
H oofd- me eng aaDgaat 9 niaar die met verhevene Rib-
S i b b e n , hoedanig W alch een kleintje in Plaat
vertoont, zyn zeer byzonder ( g ) .
Van deeze laatften merkt de Heer W a l c h
aan, „ dat z y wat vlakker dan de voorgaanden
„ z y n , hebbende , zo wel als de andere Laag*
' „ ronde, de Afgangs-opening vlak boven. Van
„ onderen in 5t ronde hebben z y Wratjes als
„ kleine Paarlen, doch haare overige verheffin-
„ gen zyn langwerpig vierhoekig, vertoonende
„ z ig ieder op z ig z e lf als o f z y uit eenige
„ famengevloeide Wratjes beftonden.” D e e z
e S o o r t, zegt h y , is een groote zeldzaamheid
en het eenigfte Stukje, door hem afgebeeld, de
Schaal Spaath*, de Steenkern Kalkachtig hebbende
, kwam van omftreeks B a fe l, in Swit-
zerland.
Geribde Niet veel hier van fchynt dat fraaije Petre-
Ëhe.indl" fakt te verfchillen , ’ t welk ik uit Oostindie
^ •« •o n tv a n g en h e b , zynde op Ternate, é én d e r
Molukkifche Eilanden , gevonden. Het is tot
een roodachtige Hoornfteen o f Jaspis overgegaan,
en van boven een weinig afgefleeten, zo
dat de Ribben , die op de kanten zo zigtbaar
z y n ,
( g ) Van de Geerstkirreligen vindt men de Afbeeldingen
in het II. Deels I. Stuk der Verftmdt Zaaktn, Plaat E ,
fig. i en Haat E. a , fig. , , 2, s : van de Gelepelde of
Moorfe Tulbanden Plaat E , fig. 2 , 3 , 4 , $• en PI. E. II,
N. 4} van de Gemeene Pakkigen Pl. E , fig. 6 , 7 { va *
die met verhevene Ribben, Pi. E. I I , fig. 3«
VA s Z e * - A r r m Ir.’ 317
ïy o , zig aldaar niet duidelyk vertoonen. Aan VUU
dc o n d e r -Vlakte is ’t blykbaar, dat het V y f^ °°™ 4
derzelven meer verheven h e e ft, tusfehen iederm i ‘UUnt
paar van welken zig nog twee zulke breede
Eibben bevinden, die als uit langwerpige Vier«
hoekjes, overdwars, fchynen te beftaan- Om
dit klaarder onder ’t Oog te brengen, is deeze
Z e e - A ppel, die maar een Vingerbreed hoogte
h e e ft, in F ig . ia .v an de onderzyde in de wee-
zentlyke grootte vertoond. Het Origineel zou
men eenigszins in die van K l e i n op PI- X .
Fig. D , E , welke hy Toreumcitica o f gegraveerde
noemt, kunnen vinden.
N u blyfe van de Laagronde o f platachtige Gefternde;
Echinieten nog over de Gejternde , dus genaamd
, om dat de Wratten o f Tepeltjes ieder
als in een Sterretje ftaan. Een zodanig
Exemplaartje hadt de vermaarde K l e i n uit
het Dresdener Kabinet in Plaat gebragt en
twee andere Stukken achtte de Heer W a l c h
bier toe ook te behooren ( h ).
De platte Echinieten, die rond van Omtrek
x n . . . _ de Echimczyn
, behooren tot de Pannekoekjes en Zee- ten.
Schyven, E c h in o - J } ï s c i .by B r e y n genaamd;
de Placenta en O rbiculus van onzen Ridder ( i ) .
Verfteend komen deeze zeer zeldzaam voor (k ) .
Uit
(h) Cidtris Aftciizans. Klein Ecbinoi*. Tab. s. fig. F.
Verft. Zaaken. III. Deel» Suppl* Plaat X. a, fig. 3, 4.
(ijl Zie de Nat. Hift. als boven, bladz, $2$, $25.
(k) Walch heeft ’er , op zyne Plaat E. I II , in Fig. 3,
4 , vertoond e» Sq u .ua» Tab* VIII.
III. D£JKL<I’ STUKj