IV. Stuk verdagt, en misfcbien niet meer geloof-*
stuT.0" baar 3 dan daE geDe 3 c we^ §ekogc h eb»
onder den naam van een Verjleende Pad«
Niettegenftaande zulk een Dier daar voorkomt
in de natuurlyke grootte en geftalte ,
blykt het nogthans maar een Stalactiet te
zyn^ dat is een toevallige famengroeijing van
Kalkachtig Gefteente. De Heer G e s n i r u s 3
niettemin 3 verhaalt , dat hy een Verfteenden
Kikvorfchen-Kop bezat, op Glarner Leyfteen*
D e Heer G m e l i n geeft een zeer duide*
lyke Afbeelding van een geheele Verfteende
Padde, uit de Steengroeve van Oeningen in
Switzerland ( t ' t Dewyl men aan dat Afdruk-
zei niet kan twyfelen, en daar op ook eenige
losfe Beendertjes voorkomen, zou men tevent
om die Kikvorfchen-Beentjes mogen denken,
welke in ’t Zand van zekere Bron, in ’ t Graaf-
fchap Hohenheim, gevonden worden : maar de-
zelven kunnen ook wel iets anders zyn. Ver-
moedelyk, zegt W a l c h , zyn het Beendertjes
van kleine onbekende Zeedieren.
'A^phUio ^ Verüeening van Haagdisjen.
fithus La- D e
t t r t k .
Verfteende fO Natur - SjJiem des Mineral* Reiehs. Nurnb. 1778. 111.
Haagdis. j j , , ^ 464. t . VI. Tig. 83- Eenigermaate komt hier in
aanmerking de Levende Pad in een Steengroeve in Gothland
agt Ellen diep, midden in de Steen zittende gevonden, Zie
Vitg. Verband. VIII, D, bl. 5®6.
(3) Amphibioiithus totalis Lacertre. Syfl.Nat. X I 1. nts. Sp.
I? Gesw. Petrif. 65. Ampliibiolithus Sceleti Crocodili, W a t t .
p, 5^8. CrocodUi Sceietoit e Fcclinis Thuiingicis &c.
V A N A M P H I B I E » . 231
De Verjleende Haagdis van S c h e i i c h z e r ^00fD.
wordt voor een dergelyk Stuk aangezien, al$sTUE.
myne Verfteende Pad , waar van ik zo even
fprak. Die in Pdfifche Albaster, van C h a r *
d ) n gemeld , zal ook maar eene Natuurfpee-
ling zyn i want in Alabaster komen geene
Verfteeningen voor. Het is ook vreemd ,
dat zodanige weeke Lighaamen in Verfteening
zouden overgaan , behoudende haare voorige
gedaante.
Aangaande de Skeletten van Krokodillen
die door den Heer L i n n ^eu s tot het Haag-
disfen Gellagt betrokken zyn , is meer zekerheid.
Men twyfelt geenszins aan dat van Spe-
e r , uit de Thuringifche Kopergroeven, wel
vyftig Ellen diep gehaald,op zwarten Leyfteen,
in de Berlynfche, Verhandelingen afgebeeld.
De Krokodil heeft den Kop geheel onbefchadigd
en legt op den Steen met eenen opgefperden
Bek. Een ander Krokodillen-Geraamte, opder-
gelyken Steen C v ) , in het Kabinet van L inck,
te Leipzig, vertoonde de geheele Ruggegraat
met eenige Ribben, als ook het onderfte van den
Kop
A & . B e r o l . 1710. p. 103. f. 14. Sceleton Crocodili inSchis*
to. A & . U p s . 1718. P- 188' T- l88- T - ” •
( v ) H a b i t a t in S c b i s to r a r i u s t zegt de Ridder van deeze
Verfteening : 't welk zser dubbelzinnig uitgedrukt i s 5 alzo
men meer voorbeelden van zodanige Dieren op Leyfteen
heeft, dan van Kikvorfchen of Slangen,- van welke beider,
hy zegt: H a b i t a t in S c b i s to (A r d e f i a ) C la r o n e n f i .
P 4
III. Deel, I, Stuk*