Hoofd BeD V0Gr 9 overdwars gefleufd zyn en dee-
stukT* ze of 8Iad» of? geftippeld of Wrattig i zo de
Anthtft- Ridder aantekent. Het zyn Cylindertjes, dik*.
Tipt». wils twee en meer Duimen dik, doch fomtyds
ook zo dun byna als een Pentiefchaft. üe-
zeiven beftaan uit veel dunner Leedjes of
Schyfjes, fomtyds niet dikker dan een Kaar-
teblad, welke de Oppervlakte met zeer fyhe
Streepjes geftraald en in *t midden een Gat
hebben , dat fomtyds rond , fomtyds vyfhöé=
kig i s , en men vindtze ook wel met een Bloemachtige
Ster van vyf Straalen getekend. Die
Middelpunts - opening is in deze!ven naar e-
venredigheid grooter dan in de gewoone én
zy hebben op zyde kleine doo ïoopende Gaat»
jes, welke vermoeden doen , dat de Stam met
Takjes bezet zy geweest/ Qèk loopen derzel»
ver Leedjes o f Trochieten naar ’t middelpunt
aan beide zyden een weinig hol. Men vindeze
op Gothland, niet alleen buiten het Geileen«
t e , in ftukken van zes , agt en meer Duimen
langte, maar ook in een graauwe Kalkfteen ,
welke vol van Koraalachtige Verfteeningen is.
Op de Velden , omftreeks Potsdam, is niét
Marmer, lang geleeden een Soort van bruinroode Tasuis
„ gevonden met dergelyke Verfteeningen gevuld,
waar van gezegde Koopman D anz my een
fraay ftuk bezorgd heeft. Men vindt derge-
lyken ookby Kalmar, aan de Sweedfche Kust,
daar het Entrochieten - Marnier genoemd wordt;
als mede in het Mecklemburgfe en Pomme-
ren , inzonderheid omftreeks Stargard. lk g e e fsTüK#
hier, in Fig. t > op Plaat X II, de Afbeelding Anthopt-
yan een gedeelte eener Plaat van zodanigp arfch-r,“M*
achtig bruin Marmer , mycer Verzameling ,
met witte Entrochieten , uit bweeden. Aangezien
dergelyke Steenen aldaar , zo wel als
in het Braodenburgfe gedagte Jaspisfen, los op
de Velden , ja, gelykerwys Sweedfche Steenen
met Orthoberatieten , dikwils op den Zee-Oever
voorkomen, is het niet onw'aarfchynlyk,
dat ’er dezelyen door zwaare Overftroomin-
gen van de Oostzee gebragt zyn. Het zelfde
denkbeeld badt de geleerde W alqh van de
Entrochieten - Jaspis en Jgaath, in het Bran-
denburgfe gevonden : ’t welk nog te meer de
Waarneeming van F e r b e r , dat in die Glas*
achtige Steenen ook Dierlyke Verfteeningen
vallen , waar aan die Hoogléeraar bevoorens
getwyfeld hadt, bevestigt (z).
De gewoone Entrochieten komen zelden van
aanmerkelyke laagte buiten het Gefteente voor.
In hetzelve vindt men ook cnèindig meer en-
kelde Trochieten o f losfe dan famengevoegde
Leedjes der Enkrinieten - Sreelen. Die in ’t
gezegde Marmer, meer naar de gewoonen ge-
lykende, toocen aan, dat ’er in Sweeden ook
an>
(z ) Zie Naturforfiber XIII. Stui^, Art. 12. p. roo. Verge-
lyk IV. STUK , Art. 13- p. 202, en FERB&ttS Brieft eins
lyahchtantLy p. 16, 29 &c.
XII« Deel. I.Sryx,