VIII.
B ö o fd -
STUF.
Fontein
bak.
Rots-
Doublet«’
ten.
dat als een middelflag der voorgemelden moe?,
zy n , in de Atlantifehe Oceaan ontdekken (*)*
De voornaamften, der Chamieten, mag men
wel noemen die Oostindifche Fonteinbukken ,
tot de Nagelfchulpen behoorende, waar vati
R umphiu s z o omftandig fpreekt; diedezel-
ven Fader Noachs Schulpen noemt , op deni
Zondvloed zinfpeelende. ’t ïs nogthans zeer
onwaarfchyn’iyk , dat zy zo veel Eeuwen ia
het Gebergte der Molukkes gelegen hebben ;
dewyl menze ’er nog even zo gaaf vindt, als de
genen die verfch uit Zee gehaald worden. Ik
fprak ’er bevoorens omftandig van , en merk
thans alleen aan, dat zy op de Verfceenïngen
weinig aanfpraak hebben; hoewel zy eeniger-
maate , als in ’t Aardryk gevonden wordepde 3
tot de Delfftoffen behooren.
Arken.
Sir Rieten.
Van Rots - Doubletten komen in de Kryt-
Bergen, zo van Engeland, als van Vrankryk9
aanmerkelyke Stukken vóór, die verkalkt en
zeer fraay zyn. Ik hebze uit de nabuurfebap
van Soisfons, Meaux en Montmartre. Dee-
ze betrekken fommigen tot de Schilferige o f
krombekkige Oftracieteri. Zy vallen ook by
Regensburg en in hét Bahnaat van Ternes-'
war.
De Arken of A rke - Nnach-Doubletten, leveren
(*) Hoe de Hoogleeraar WAICH , en in navolging van
Kedi GmÉl in , dié twee Veroneefche Petrefakten, Verft.
iZacik- II. D. Plaat B. II. b * , Jïg* 4 , tot dé Faardevoe*