VIII.
H oofd*
STUIT.
Stront-
Uiten»
D ie , welke zyn Ed. uic de Querfurtfe Steengroeven
aan ’c licht gaf (k) , heefc in Geftalte
daar veel overeenkomst mede , doch verfchilt
zeer in Kleur. De myne heefc een fchoonen
bruin zwarten glans als van gepolyst Metaal.
T o t de Trommelfchroeven , die onder de Ver*
kalkte Hoorens in Vrankryk zo gemeen zyn-)
en wier gedaante ten opzigt van de Gieren
zo aanmerkelyk verfchilt, zou zy misfchien
ook en wel nader , wegens de dvvarsftreep.
je s , die langs dezelven loopen, behooren kunnen
(Ij. Jammer is ’t , dat de Hooren aan
Mondftuk en Top befchadigd voorkomt. De
Verfteening fchynt Aardharftig o f Bitumineus
te zyn en zit in verharde graauwe Kley.
Van veelerley S trombieten o f Turbinieten
heeft W a l c h de Afbeeldingen medegedeeld.
Daar zyn ’er , die naar Trommelfchroeven
zweemen , van Maastricht, door zyn Ed. op
Plaat C. V I I , vertoond. Volgens de kleuring
van de Plaat zouden zy echter meer naar En-
gelfchen fchynen te gelyken; want de Maas-
trichtfe Petrefakten vallen iets geeler. Ik
heb uit Engeland verfcheide dergelyke Stroni-
bieten. Ook heb ik ’er van Aken , in het
Gefteente zittende, met gladde ronde Gieren,
van elkander afgefcheiden, veel gelybende naar
die
(k) Verft, z&aktn. II. D. Plaat C. VIII. Fig. 1.
( l ) Het Exemplaar , door my in ’t VI. Deel der Hoe-
rent en Schulpen, PI. XIX, Fig j , in Afbeelding gebiagt,
komt 'er naby.
die, welken zyn Ed. van Qüedlinburg in Fig* Vïü.
Jt a> op Plaat C. VI. afbeeldt. Op Plaat C. Hoofd-
IV Fis 6 , heeft hy gebrekkelyke verkalk- mTK*
Fr&Dlchc Trommelfchroeven# tieten*
Thans bekome ik een Strombiet van ont-
zaglyke grootte , zó *c fchynt van Brusfel
of daar omftreeks. 't Is het onderttuk van
ieen compleet in Zandlteen egaal verfteende
Hooren, veel gelykende naar het Lighaam der
Mochafche Starrepennen, met drie omgangen j
moetende in zyn geheel wel anderhalf Voet
lang zyn geweest. Het is omtrent vier Duimen
dik, aan de onderfte gier; en heeft een
effene oppervlakte; doch maakt flegts een
Steeükern uit.
Van gekorrelde o f geknobbelde Penhoorens Gëfeorreis
komen ook zeer goede Verlteeningen voor. vn .
Men vindt ’er die veel naar de zogenaamde ï * .
Basterd-Paufekroontjes, in *t Fransch Chenil-
lis, gelyken, in Vrankryk, inzonderheid by
Bourdeaux , iets graauwachtig uit den rosfen
en dus minder wit dan die van Chaurtiont en
SoisfonS. Zodanig één ziet men hier in Fig*
6 , op P l a a t V i l : waar uit blykt dat het
Snuitpennetjes z y n , gelyk ik heb gemeld (m)h,
Maar, gelyk de Natuurjyken» zo vallen deeze
Verlteende ook aanmerkelyk verfchillende. Men
vindt-
(ra> Ia 't zelfde Wenk VI. De x l , bladz. 99. I&> XXVK
7%. 3.
F f a
III, DeeuI. Stuk«