B oT^b WeSpen * RuPsdooders » Haften * Vliegen *
«Jo». Morgen i Dag- en Nagt. Kapellen , Krekels,
Sprinkhaanen , Torren , Spaanfche Vliegen ,
Mieren* Motten , Luizen, Vlooi jen , Spinnekoppen
, Rupfen en vericheide Poppen van
Infekten. Om dat de moeiten gevleugeld zyn
en meest naar Vliegjes gelyken, geeft ’er men
gemeenlyk den naam van^ Vliegen - Barnßeen
(Succinum pterygophorum) aan.
De meesten, echter, nie de Klasfe der Infekten
, die onder de Verfleende Zaaken voorkomen
, zyn de Korßige o f Schaaldieren ,
Kreeften, Krabben en dergelykent des de Heer
W a l c h daar van een byzonder Artikel maakt,
onder den naam van GurnfnaTolitlii, dat is Zee-
Kreeffteenen. Allerley algemeene Benaamingeni
hebben doorgaans iets onduidelyks, devvyl de
Natuur zig niet aan Menfchelyke Wetten bin*
den laat. L i n k j ; o s bepaaltze dus.
r J L / i. ^ VerfteeDlDoen van Schaal- of Korst-Ditthus
Can* ?Ö7l*
Qri*
Ki«£“de Deeze Verfteeningen moeten wederom in
drie of vier Verfcheiden heden verdeeld worden!
(a) Entomolithus Infe&orum Crufhceomm. WALL, Syst,
Min. 140. Entom. Cnncri. L inn. Syft. N*t x il. Tom»
III. Gen, 4o. Sp, i. Mut, TtsJ, 9g. Aftacolithus, f. Gam-
marolithus. Vog. Min. 208. canccr Eapideuj. Z annich*
Mus, 54, 19 , 32- Scheuchz. QuereL ï », T. 4. Aftacoli-
thüs. Gesh. Pctrif, S9' es, Cancei Lapidefa&m» Bouägue*
deus naamelyk Kreeften, Krabben, Garnaalen VI.
en Molukfe Krabben. Van de Kreeften ko ^ ^ 0"
men, behalve de verkalkten en die in \ Karls-
bad in Bohemen alleenlyk Steenig overkorst
z y n , geen anderen voor dan Indurkzels op
Kalk- o f Marmer-Ley: zo is ’t ook met de
Z e e -Garnaalen en Molukfe Krabben 5 doch van
veelerley Beurs - Krabben en dergelyken heeft
men waare Verfteeningen.
Van de Langilaartige komen inzonderheid
de gewoone R iv i e r -Kreeften, zo wel verkalkt
in Zandfieen uit den Pietersberg , by Maastricht
, als ingedmkt op Papen heimer Leyfteen
voor, zynde dikwils als begroeid met Boom*
achtige figuurtjes* Inzonderheid is het Exemplaar,
dat Knorr daar van op Plaat XIII
heeft , merkwaardig. Men vindtze , -zo hy
aanmerkt» alleenlyk in zekere Landftreek,
welke zig van Gunzenhauzen in het Anfpach-
fe tot aan Eichftadt, ter langte van zeven o f
agt Mylen uitftrekt, en wier Grenzen bepaald
worden door de Altmuhl - Rivier. Aan die
Rivier legt het Graaffchap en de Stad Pa-
penheira, naar welke deeze Marmer-Leijen
veel-
Fetrif. IIj, Tcsf. loc. cit. RUMPH. Mus. T. Vt. f. I, i ,
3. Pagurus Lapideus. Gssn. figur. 167* DavilA Cat. III.
T« 3. f. G. ß f Aftacus petrificatus. Schiuchz. Sacr. 64-T.
Si. DAVILA. Catal. III. T. 3. f. I» ?• fukx P«wf}car»s.
Klein. Dub. }S. f. Z.