VIH, h°ornd noemen mag, als aan beide zyden een
Hoofd Hoorntje o f Stekeltje hebbende. Zy zyn Kalk*
STüK; achtig, van eene bruingeele Kleur, overlangs
tctmie «*‘geftreept met jg boven - Schaal ook uitgegroefd
en de onder-Schaal zeer fterk gewelfd
o f verheven. Zy vallen op den Achelberg in
*t Wurtembergfe. De Heer W alch fpreekt
ook van een Gedoomde Anomiet, van Mut-
ten z , door den Heer d’A n k o k e befchree-
ven , doch dezelve hadt een menigte zeer klei:
ne korte Doorntjes.
r cetskte Veel blykbaarer Stekels hebben die zeld-
Anomies. zaame Acomies, welken de kundige Hande-
8. laar Naturaliën , Heer D a n z , van Swarts-
burg - Rudolftad , zelf nu onlangs gevonden
heeft in de Swartsburger Berg-Rivier, byPug,
agt o f tien JMylen van Gera ten Zuidwesten.
Zy zaten dertien Vadem diep in de Grond in
Stinkfteen , met ingefprengde Vaal-Erts van
Zilver, gelyk ik ze van hem heb bekomen.
Een derzelven, op een ftuk Steen zittende, is
in Fig. 8 van de Rugzyde afgcbeeld. Men
ziet hier, met hoe byfter lange Stekels deeze
Anoroies getakt zyn , die zig als louter Zilver
vertoonen , gelyk het Lighaam ook volko-
men verzilverd is. De vier andere Stekels
welken zy hadt, zyn kort afgebroken. Jk heb
een grcoterê , van den Steen afgefcheiden als
een Schulp, en aan de holronde zyde met kleine
Pukkeltjes ook geheel verzilverd. Een derd
e , die ik bezi t , is doorgeflagen, en inde
v a n C o s c h n i ë s.' lS£
bolligheid van binnen, op de wyze der Arae* VIII.
thysc-Kogelen . mtt zeer fyne K w am -K ry -H o « 0-
ftalletjes begroeid, die rooda h ig § P ^ngmiete»>
zyn, met een zwart Stukje, dat naar een Steen-
kole gelykt, in ’t midden; zo dat zig deze als een
brandend Oventje vertoont.
Dan heb ik nog verfcheidene, welken tot de ^ etklcp‘
Peiïiniet - Anomie van den Ridder moeten be- fig, >
trokken worden (o) ; alzo zy de eene Schaal
vlak hebben , de andere half Kogelrond en
eenen byna gelyken rondachtigen Omtreit. Beide
de Schaalen zyn dïgt verdeeld door zeer fyna
Ribbetjes, en dus gelykt bet Petrefakt ^van de
verhevenronde , zo wel als van de platte zy*
de, veel naar de Petfinieten. Bovendien heefc
het eenige dwars - Banden, fpruitende uit de
Schilferigheid van de Schaal; gelyk my zeer
duidelyk blykt in twee Anomies van Binsberg
by Keulen, wier grootfte anderhalf Duim breed
is en een weinig korter, ongevaar een Duim
dik. De platte o f maar weinig verhevenronde
Schaal is hier de grootfte, fteekende met een
puntje boven de andere uit. Wat kleiner vallen
die uit het Bergfe Land, waar van ik verfcheidene
heb , ongevaar als Fig. 9. vertoont
Uit het Aarbergfe en van by Namen heb ik
’er ruim half zo breed, en van Schafhaufen, in
Switzerland, wier eene Schaal zelfs een weinig
hol
(o) Anomii Peiten, Nat. fflfl, als Invet», blais,