L i
H oofd*
STUS.
" 3CU cr vinac, zyn overblyfzels o f kenmer,
ken van Landdieren ; oneindig meer van Zee.
Schepzelen, en wel van zodanigen, die thans
vreemd zyn o f niet gevonden worden in onze
Wateren. Ook is het zonderling, dat men ge*
heele Bergen en Beddingen van Conchyliën niet
alleen, maar zelfs- van eenerley Soort derzel-
ven, gelyk van Oefterfehulpen, vgn Penning*
fteenen en kleine Kinkhoorentjes, die tot ge.
heele Rotfen famengegroeid z y n , op verfcheide
plaatfen by elkander yiodc. Dit heeft fornmi-
gen doen vastftellen , dat de Aardkloot, op die
plaatfen, niet een Jaar, maar verfcheide Eeir
wen mer Water bedekt moet zyn geweest,
om zulke menigten van Zee - Schepzelen voort
te brengen, welke aldaar in Rilheid zouden geteeld
zyn* Zy oordeelen , dat een fchielyke
Overflrooming dezelven aldaar zo geregeld en
in zulk een menigte niet heeft kunnen reder-
leggen (z). Doch zy bedenken n ie t, dat ver
de meefte Verleningen, die men vindt, ge,
hed o f ten deele gebroken , ten minfte be-
fchadigd zyn. Een Bedding in Touraine, door
den Heer R e a u m u r waargenomen en be-
Jchreeven, zypde negen vierkanten MyleDgroot,
en
( z ) O vet de menigte en famenhooping derzelven is
weinig zwaarigheid , nu men weer, d.it dergeJyke Na-
tuurlyks Hooientjes in niet minder verbaazende veelheid
voorkomen aan de Zeeftranden. Zie G o e i ÏABb M -
m r o . Torn, II. p. xxxi,
en twintig Voeten diep, beftaat feenemaal dit
gebrokene en byna vergruisde Hoorens enJTKK_
Schulpen («)•
Die fchrandere Natuurkenner befluit zelfs uit Dom«*
zyne Waarneemingen , dat deze Conchyliën overftroo-
oiet door de zwaarte , welke van boven daar"1'^ -
op drukte, in die Bedding zyn vergruisd geworden
; waar dat zy reeds gebroken waren
eer zy daar kwamen. Haar neerlegging op
die plaats fchryft hy aan eene Overitrooming
der Zee toe , door welke deeze Schulpen ,
die men natuurlyk nooit in zulk een menigte
by elkander vindt, waren famengehoopt en als
op elkander geftapeld. Doch deeze Hoorens
en Schulpen waren flegts verkalkt, hoedamgen
men, zo groot als klein, by Soisfons, Meaux,
Chaumont, omftreeks Parysen elders , in Vrmk-
ryk , in ’c Zand, zo groot als klein, overvloed
i g vindt. Evenwel volgt uit zyne Stellingen, >
dat die ontzaglyke vergaaringen veeleer door
een geweldigen Stroom , dan door een fdt*
fcaand Water gemaakt zyn. Het zelfde pas
ik toe op die Beddingen en Bergen van wee*
?entlyk Verfteende Conchyliën , zo even gemeld:
des ik befluit, dat men de overbren-
ging der Zee - Schepzelen in ’ c midden vau
Europa, ook veeleer aaneen geweldige Overftïoo
(a) Mem. ie CAcad. Royale dn Svewt de Fétrii, 17*®
UI. I, STUK.