a
Int.ei- geen zy thans zyn. De Aarden zyn een zeer
BiNc. zigtbaare aangroeijing en vermeerdering onderhevig*
Zy komen voort uit de Lighaamen
van allerley Dieren en Planten. De Steenen
zyn niet alleen baarblykelyk uit Aarden gefproo-
ten, maar neemen oogfchynlyk in grootse toe.
Men ziet de Stoffen, waar zy uit famengegroeid
zyn , Zand , Steentjes, Glimmer, Spaath en andere
deeltjes, duidelyk. De groeijing der Zouten,
Zwavels en Aardharften,gefchiedt onder ’t
Oog. In de Ertfcn is zo groot eene vermenging,
dat niemand aan derzelver famengroei-
jing een oogenblik kan twyfelen. De Groei-
j i n g derhalve is van het Ryk der Delfftoffen
onaffeheidelyk , en , aangezien hetzelve de andere
Eigen fchappen, van Leven enBeweeging,
mist, zo koD men ’t zelve allerbillyksc noemen
het G r o e i j e n d R v k ; hoewel fommigen
dien naam op het Ryk der Planten alleen hebben
toegepast (a).
zy vet- De Groeijing der Delfftoffen, echter, is van
die der Dieren en Planten zeer verfchillende.
De meeften zyn vast en droog, en wanneer zy
al Vloeiftoffen bevatten , zyn dezelven gelyke-
lyk verfpreid door hunne zelfftandigheid, zonder
eenige Omloop , ja zonder eenige Vaten of
Vergaarplaatzen zelfs. Naauwlyks heeft in
derzelver Vogten eenige beweeging , naauwlyks
eene blykbaare ukwaafeming plaats. Daar
is
fchik van
die der
Die; en
en Planten.
(a) Verge! y k het I. Sr UK van myne befchryving der Planten
, bladz, 3.
is geen fpoor van Werktuigen, door welken h»tarde
Delfftof , op gclyke manier als de andereBING'
Schepzelen der Natuur, Voedzel na zig neemen
zoude. Z y ondergaat eene famenhoo-
ping van Deeltjes , die door eenige Lymige
Stoffe , o f door Zouten, verbonden worden,
en, aan elkander gehecht, een geheel uitmaaken,
dat dikwils wederom gefloopt wordt door de
L u g t, en dan op nieuws in een andere gedaante
famengroeit , o f door Vuur verandert. Zo
ffremt de Kalk tot Marmer, dat in Kryt ontbonden
wordt, en tot Pleifter wederom her-
eenigd , waar van het Vuur een volkomen
Steen vormt. Zo baart het Kwikzilver, met
Aarde en Zwavel verbonden, ten Erts, welke
door Zouten zig van elkander fcbcidt, en by
nieuwe vermengingen , door Vuur , tot ver-
fcheiderley Mecaalen üolt.
Dus blykt, dat, hoe zeer de Mineraalen ook De
van de Schepzelen der twee andere Ryken ver- GïIondftof’ ^ komt
fchillen , zy echter een dergelyke Grondflof over een,
hebben. Men kan van de eenen zo wel als
van de anderen zeggen: de Aarde is hun aller
Moeder. Doch , als men vraagt, wat esgent-
lyk deeze Grondftof zy en op welke manier
de Natuur de Lighaamen daar uit famenftel-
le , dan vervalt men in veele duifterheden.
De Geheimen des grooten Scheppers laven
zig niet ligt ontknoopen door een Stervelyk
Vernuft.
Van de Ouden , die zig verbeeldden dat al Weike
* A 3 hetdie zy*