ii.
Hoofd'
Stuk»
V e r s t e e n i n g è n
Hiftorie , welke hy ’er byvoegt, dat te Frey;
burg, in ’t begin deezer Eeuw, eens Menfchen
Lyk in de Grond zou zyn gevonden, ’ t welk
*er anderhalf honderd Jaarea in moesc geLgen
hebben , en waar van de Herfenen zig nog
Sneeuwwit en geheel frisch vertoonden 3 doet
weinig ter zaake. Die twee Menfchelyke Lig»
haamen , welken in de Groeven van Fahlun
met Vitriool doordrongen zyn gevonden, waar
van C r o h s t e d t gewaagt en tot welken de
befchryving van zodanig één, ip; de Sweedfche
Verhandelingen, behoort, komen hier nader in
aanmerking , dan de Morniën, \ zy door Bal»
feming o f enkele uitdrooging geformeerd en
de Kinderen in ’s Moeders Lighaam verhard.
D e Man van Keyfteen, daar W oRM iu sg e»
wag van maakt en de Verfteende Voeten, by
C a l c e o l a r i u s , zyn waarfcbynlyk enkele
INfatuurfpeelingen (m).
Hier zóu men , indien ’er eenig bewys van
was, de Hiftoriën moeten t’huis brengen van
geheele Troepen MeDfchen, die met Paarden;,
Rytuigen en al hunnen toeftel, verfteend wa-
renj gelyk B Acosta van Spaanlche Kuiters
in Amerika, Helm on t van Tarters in dé
Woeflynen van Afia en anderen van zekere Stad
in Afrika, Bidoblo genaamd , verhaalen, die met
- al»
fw) Zie breeder ; WALCH Verjlctndc Zaaktn, II. deel
II. Stu k , bladz. 339.
(* ) Vid. Cemmareltpat SACHS A I owRNHEim. p. u j ,
Z o o g e n d e D i e r e n . 1 99
alle de Inwooners was verfteend. B y Tripoli #
z0u zulks een Stad of Vlek, Gherzé genaamd
in laater tyd , zyn overgekomen; maar het na»
der onderzoek heeft geleerd , hoe deeze Verhaalen
weinig meer gronds hebben , dan dat
van de twee Steenen Monniken in Duitfchland
en dergelyken : dewyl men toevallige fïguuren
van Steenrotfen voor Verfteende Menfchen en
Dieren heeft aangezien ( * )> Zo zal t ook
zyn met die Plaats, Ras Sem genaamd in Cy-
renaifch Libye, gelykende naar een verwoefte
Stad, alwaar platte Verfteende Zee«Appelen
{Echino- Spathagi) gevonden worden , welken
de Arabieren uitventen voor verfteende Brood-
36 Van Menfchelyke 'Geraamten o f Skeletten,
wordt dat by S c h e u c h z e r , op Oemogerten.
Leyfteen , ’c welk die kundige Autheur als een
bewys van den Zondvloed aanmerkte, thans ■
veeleer voor het afdruksel van een Vifch ,dien
men Meirval noemt, gehouden («)• Dus vervalt
dan zyne zo kragtige redeneeting, in
een Werkje opzettelyk daar over uitgegeven ,
Veenemaal (0). ü it een dergelyk Exemplaar,
ft wélk de Heer G e s n e r u s in bezitting ^
liudfc $ |
(n) Zie WALCH als boven en Wallsrius; itm de Afmelding
by BOURQUET, Traité At Petrijcations. Tab. LS.
M. 441 , als ook d’ARGEIWLLE OryÖot.T. i 7..i
(«) Gesn. A PttrificatU. p- 76.
N 4
I\I, DEEL. I» STUK*