' I nleid
in g .
Komt in
de famen
ftelling dsr
Delfftoffen
Die uit
de vier
Elementen
betlaan.
Voornaa-
meiyk uit
Aaide.
In de famenftellirg der Delfftoffen komt
ook wel het Water, als een Element o f Grondftof
aangemerkc, gelyk uit de Scheidkouftige
Ontbinding der Zouten en Zwavels, uit de
konftige vorming der Steenen , uit de groei-
jing der Kryftallen en andere Omftandigheden,
inzonderheid uit de Verfteeningen der Plant-
aardge en Dierlyke Ligbaamen, blykbaar is;
doch,in st algemeen gefproken, maakt het Water
op ver naa geen zo groot gedeelte van die
Ligbaamen u it , als in de andere Ryben der
Natuur, en in de Ertfen o f Mineraalen is hetzelve
ver te zoeken.
Met veel reden zullen wy de DelfftofFen ,
gelyk alle andere Schepzelen , in navuigmg
van de Griekfche Wysgeeren, in ’t byzonder
van A r i s t o t e l e s , achten te beltman uit
een verbinding van alle de vier Elementen. Üe
Aarde is ’ t zekerlyk , die onder dezelven
hier de hoofdrol fpeelt, en het Vuur dient als
een voornaame Werkmeelter: terwyi het Water
en de L u g t, ’t zy als hehulpen, *t zy als
gezellen, onontbeerlyk zyn.
_ p e 4 arde, als een Grondftof befchomvd ,
is zwaarder dah alle anderen en verliest in haa*
re zelfftandigheid niets door ’t Vuur, maar
wordt tot Kalk of Glas. In haare zuiverheid
heeft
( 0 Dit tchynt te volgen uit de Aanmerking van,, den
Heer FE KEER, in zyne Bri,fe aui wmuhland, Praag
1773 , p. is i 0 dooi wien in de Solfatara ftukken van
heeft zy geen Reuk o f Smaak. De hardheid. Inlei-
vastheid, digtheid en zwaarte der Lighaamcn, DIW '
hangt veelal van dezelve af.
Maar, welke onder de Aarden, die wv alsa c ^Ias>
nog kent en , verdient den naarti eenes Ele »ceizci-
meDts; welke is de Grondftof der overigen ? Aaide‘
Is het weezentlyk de Keizel- Aarde, o f , gelyk
zy van anderen genoemd wordt, de Glasachtige
■> als welke alle veranderingen hardnekkiger
wederftaat dan de overigen? Is het deeze,
uit welke de Natuur door vermenging met de
algemeene Zuuren der Lugt, voornaamelyk in
de Gewerktuigde Ligbaamen , Aluin - Aarde
teelt ( i) , wier Zuur men in de tot Afeh en
Slyk geworden Dieren en Planten , en in de
daar uit ontftaande Vrugt - Aarde ontdekt, die
weder tot Keizel • Aarde wordt , zo dra haar
de zuure Deeltjes onttrokken worden, welke
haar van de oirfpronklyke natuur der Aarde
vervreemden en nader brengen aan het Zout?
Is niet de geboorte der Keizel-Aarde het be.
gin van den teruggang der Kley tot Moeder-
Aarde, en is de Verglazing der zuivere en onzuivere
Aluin - Aarde , door de kragten der
Natuur, voornaamelyk door ’t geweld derVuI-
Gkaanen , of door het verfterkte Vuur des Werk-
meefters, niet ook eene overgang der gemengde
Aluinover•
oude LaVa gezien werden, die van de uitdampende
Zwaveizuuren dermaate doordrongen waren , dat menze
reeds half in Kley veranderd vondc.
SU. DEEL. I. STUK,