ÏNLEi- Aardbeevïngen ontftaan z y n , is zo zeker niet j
d in g , gig ja,- v e e i en *ef niet geweest zyn voor den
Zondvloed, om dat men Zee - Schepzelen daar
in vindt, en dat ’er veelen na denzelven door
onderaardlche Vuuren zyn opgeworpen , ao»
deren met geheele Landftreeken verzonken',
Misfchien kan hier aan de affcheiding der nieuwe
van de oude Wereld; het Kanaal tusfchen
Vrankryk en Groot Brittannie , en wat dies
meer i s , toegefchreeven worden (o). Dat ’er
in onze Eeuw nog Bergen verzonken^ en Eilanden
, welke, niet anders dan Bergen zyn ,
uit den Grond der Z e e , daar. eene groote
Diepte was, zyn opgefteegen, immers, is on-
twyfelbaar (p). Bovendien breeken fomtyds
de Bergtoppen af of ftorten om en vullen dus
groote Valeijen, verftoppende o f veranderen*
de den loop van groote Rivieren (q)è De
Laagen van L e y -S te en , die op den top der
Alpen, hier en daar, aan den Reisweg,niet waterpas
, maar fchuins en zelfs opflaande voorko-
komen , bewyzen een dergelyke Omwente*
ling
(o) Zie RASPË specimen Hifi, Uatur. Gloti Terraquei & c
Amftel. & Lips. 1753. p, 74,
(p) Zie Tournefort, Reize naar 4t Levant, r. D. bladz.
107, enz,
(q) Duiddyke blyken hier van vindt men in ’t Gebied
van Venetie, alwaar het bedde det Rivieren Adiga en Eren-
ta , volgens vaste Kenmerken, wel duizend Voeten laageï
is dan voorheen, Feuber Briefe. p, 47,
(O Dus vondtze Ferber op de Bergen van Verona en Via*
cenza. Zie b’adz, 46,
ling (V). Dezelve kan o o k , als reeds gemeld Inlki*
i s , door eDkele Overflroomingen zyn gefproo-E1JSG*
ten, die groote ftukken Steen ver van hunnen
zetel gefchooven en ergens anders neergelegd
hebben ; terwyl men met reden befluiten
kan, dat zy ’er niet door Menfchen Handen
zyn gebragc (r).
I I.
O nderschei di ng der Mi n e r a a l e n ,
ten opzigt van haare Zitplaats ; waar omtrent
de Bergen in aanmerking komen , en verder
het gene de tegenwoordige Geüeldheid van
’s Aardkloots Oppervlakte betreft. De hoogfte
zyn Graniet, Porflerfteen en Ysbergen. Uit
Kalk- of Zandfteen en Marmer, ah ook Ar-
duinRèen en L e y , bejtaan de Laagere Erts-
Bergen. Eigenfchappen der Aarden, Stee.
nen, Kryjlalhn, Zouten, Zwavels, Metaalen,
X \ f Y hebben gezien, dat de vaste Aardkloot De
* v niet uit Water voortgebragt, maar wel §®rv^aktj
da3r van afgefcheiden kan zyn en dat zyne Op- kfoots^wl*
in den bc-
’ ginne reeds
(1) Zou dit niet de oirzaak zyn ,dat men zoveeleverbaazend gcavoai»
groote Stukken Graniet en andere Steenen, die door ’trollen zien»
waarfchynlyk afgerond zyn , in ’t Landfchap Drenthe en elders
in vlakke Landen vindt, welken men niet begrypt, ho«
zy er kunnen gehragt zyn ? Js dit ook niet de oiriprong der
zogenaamde Hunne- Bedden, ’ c welk groote Steenhoopenzyn,
en der Stene- Hennes uit zwaare Zarken beftaande, in Snee*
land? "
D