I
i i
5 $ O n d e r s c h e i d i n g
m i
\m
i& i i
lip g»
IKht
mm
' Inlei ■ den , doch zonder reden. Op de Alpen in
Switzerland zyn zy beftendigerdan op Ysland,
alwaar menze jokels noemt. Hier gebeurt het
dikwüs, dat, daar men den ééDeo Dag pasfeer-
d e, den volgenden de doortogt geheel verftopt
is door Ysbergen , die wederom op andere
plaatlen zeer fchielyk wegfmelten en dan zwaa-
re Overftroomingen maaken. Dit is zekerlyk
aan de verwarming van den Grond door het
onderaardfche Vuur, dat ’er op verfcheideplaat-
fen hier en daar uitbreekt, toe te fchryven.
Op de Grenzen, tusfchen Noorwegen enSwee-
den, als ook in Lapland , vindt men duurzaa-
iner Ysbergen, waar uit Spitsbergen en Nova
Zembla als geheel fchynen te beftaan: terwyl
men aan de Kusten van Groenland grootedry-
vende Ysbergen in Zee aantreft, hoedanigen
nu onlangs ook naar den Zuidpool toe zyn
waargenomen (b).
Men ziet dat de laatstgemelden ook blyven-
de Bergen zyn, mooglyk beftendiger dan veele
( b) Zie aangaande dit alles G run er als boven II en
III. De e l , en van dit laatfte J &. F o r s t er s Reifie
um die Welt of Reistocht rondom den Aardbodem, in 177a
tot 1775. Bertyn 1778. Quarto &c.
(c) Zie het Vertoog ovet ’t bevriezen van ’t Kwikzilver
door Konftige Koude te Petersburg. Uitgez. Verhand. VI. D.
bl. 74. 81 VII. D. blsdz. Jjr. Ja volgens een Brief van den
5 January deezes Jaars 1780, uit Witegra, aan ’t Zuidoos-
telyk end des Meirs Onega in Moskovie, te Petersburg ont.
vangen, is aldaar den 3 diet Maand de Kwik door de 111-
tuur-
•j) £ r, M I N E R A A L E t f .
le Berden van Steen o f Aarde. Z y behooren lNLEI’
te meer tot de Natuurlyke Hiftorie der Delf-01“ 0*
ftoffen , om dat fommigen zig verbeeld heb-
ben dat Bergkryftal gefproocen zy uit verhard
Ys. W ie zal zeggen wat gebeuren kan door
den uiterften trap van Koude, daar men zelfs
door Konst de Kwik heeft zien ftollen tot een
vast Lighaam (O - Zy hebben afgryzelyke
Kloven, even als men die ook vindt in Steenige
Gebergten en Rotfen ; welke Spleeten aldaar
dikwils begroeid zyn met Kryftallen , wier
vorming men niet dan van een Stoffe, welke
in Water ontbonden w a s , kan afleiden. Wie
zal zeggen , wat in deeze Kloven der Ysbergen,
door ’t inzypelende Water, gebeurt (*0 ?
De laager Bergen , nu , zo die nevens de Bergen
anderen liaan , en derzelver Voet bedekken //rTzand-
als die op zig ze lf voorkomen in andere deelenüeen* -
des Aardbodems , beftaan veelal uit Kalk- o f
Zandjieen♦ De verfcheidenheid deezer Steenen
is , na de verfchillende vermengingen en vastheid
tuurlyke Koude, doch , gelyk in de andere Proeven, maar
voor een tyd geftrerad en tot een 'vast Lighaam, als Lood,
geworden. Ik bezit een Stukje van weezentlyk gefixeerde
Kwik , diep uit den Grond gehaald, en hoewel hetzelve
een naruurlyk Amalgama fchynt te zyn , is het niettemin
masfif en hird van Kleur als Zilver, zo in de Erts
als daar buiten. Van dit alles in ’ t vervolg nader.
(d) jk heb een ftuk Kryflal ontvangen , dat de Batavia
gegroeid was in een diepe Put,
III. DEEL. I. STUK.