VII. den Bol van een Hoed o f naar een Muts
S S T !yke” ; y we,k ’c Engelfche woord Capftones
Edinitttn. ^eteffent* Behalve die met vyf Groefpaden s
als gewoonlyk, heeft men ’er van met vier o f
z e s, doch zeldzaam. L i s t e r z e g t, dat der-
gelyken als de eerfte, in Key verfteend, over.
vloedig in Engeland voorkomen. L u i d bedoelt
zekerlyk deeze Jaatften , waar van ik ’er
ontzaglyk groot heb , die nog duidelyker het
onderfcheid uitdrukken , tusfchen de Kegelvormige
en deeze , zynde meer dan twee Duimen
breed en hoog (z ).
Kogel. Veel eigener zou men die , daar de Heer
^ I 0W A, CH den naam van Kogelronde aan geeft,
Knoopige mogen noemen. Het zyn , volgens
zyn Ed. bepaaling, zodanigen, die de helft
uitmaaken van een Kloot of Kogel j zynde dus
Hemispharisch , gelyk men ’t noemt. In de
voorgaanden is de hoogte byna aan de middel-
lyn, in deeze aan de halfmiddellyn o f Straal
der Grondvlakte gelyk. ’t Komt eenigszins
vreemd voor, dat hier de Discoides van Klein
t’huis gebragt worden ; hoewel die Autheur
door Discus geen platte Schyf o f Tafelbord,
maar
( z ) Hoe weinig de Afbeeldingen b y den Heer G a? e l i n
Hofflgleeraar te Gottingcn, gebruikt, dienen kunnen, om
de Geftalte van deeze driederley Echinieten aan te toonen ,
is uit Ftg. 114 , jij en 127 in zyn Natur- Syftem , Nmiub.
177P, blykbaar.
^ DeïSeIyke o f liever laagronde Echinietjes , komen
veika.kt in het Zand onzer Duinen voor, v o lg e n s d e n Heeï
Beekv
a n Z e e • A p t e l e k. 3 1 3
maar een hollen Bak o f Broodmand, Tischkorf v il.
by de Duitfchers genaamd , verftaat, en zeH#OFD-;
Kamizool-Knoopen noemt. Ik heb kleintjes vanST^
dien aart, afkomftig van Aken o f Maastricht, Ee ' i
die niet alleen half, maar zelfs geheel Kogelrond
zyn. Ik heb Keiachtig veriteende, die
zeer afgefleeten zyn, met het Aarsgat boven,
ook volkomen rond. De anderen hebben hetzelve
in de Grondvlakte en van deeze komen
’e r , volgens W a l c h , voor, die Kegelvormig
en die rond getopt zyn (a).
Van de laatften geeft myn aartïg Exemplaar,
in Fig. 9 , een goed denkbeeld, zynde
omfrent vyf Kwartier Duims breed en half zo
ho o g , volkomen half Kogelrond , gelyk tot
deeze Soort behoort* In eene zwartachtig
graauwe Schaal is het gevuld met dergelyke
Stoffe als de Maastrichter Verfteeningen en
fchynt zes Groefpaden te hebben , die meest
doorgefleeten zyn. Het Aarsgat bevindt zig zo
wel in de platte Grondvlakte als de Mond en
dit
BEBKHE7 , (Nat, Hiß. van Hell. II. D. II. STUK, bladz.
1131.) die aanmerkt, dat de gtootere, aan onze Stranden ,
waarfchynlyk van de Engelfche Kust overgefpoeid zyn. Of
die van deezen aart, welken de Heer Marti net zegt ,
op Wieringen gevonden te worden, ook daar toe behooren »
is onzeker en van die uit Overysfel , door zyn Ed. afge-
beeld, niet waarfchynlyk, dewyl menze ook in Drenthe
vindt, Eekkh. als boren. Zie Catecb* der Nat, II, o . bl,
* 17.
V 5