
Die van het zogenaamde Orgel-Koraal o f ix .
roode Pypkoraal, de eerde Soort by L i N- Hqofd-
s j ü o s , vindt men in de Gulikker EifFel, in ‘ ^ * e.
geele Zandfteen, in Engeland in Kwarts; als ning v an
ook in Sweeden en Noorwegen, fomtyds in ° raf f ' K°’
graauw Marmer. De Heer W a l ch heeft
een zeer fraay Exemplaar daar van in Plaat
gebragt, als zynde van Maastricht afkotnftig,
doch ’t welk hy te regt aanmerkt, daar in
van het natuurlyke Orgel- Koraal te verfchil-
len, dat de. Pypjes niet, als by Verdiepingen,
door zekere middelfchotten afgezonderd zyn (g),
maar door dwarfe Pypjes fa menge vocgd. Het
zelfde heeft plaats in myn Exemplaar van
die Soort , welks Pypjes ook van buiten
graauwachtig zyn, van binnen gedeeltelyk met
Kwarts gevuld. Anders heeft het veel overeenkomst
met het gemeene roode Pypkoraal
uit Irdie.
T o t het Gekettingde Pypkoraal behoort, Van Ha-
volgens myne voorige aanmerking, een Soort,
die de gedaante van een Honigraat heeft. Zo- .pi. ix.;
danigen komen ook voor onder de Afoeeldin- Fi&’ u
gen der Gothlaodfe Verfteeningen , door den
Heer
eiebus plerumque folidis, compofita. Wa l l , Syjt. Min.
Tom. 'I p. 427
( f ) zie het . Deels XVII. Stue van dcezs Nat. Hift*
LXV'. Hooidft. bladz. *8.
(g) Vtrfttenit Zaaks» III. DEEL, bladz. 154. Plaat VI.
f , F»x- 1.
Ui. Deel. I. Stwx.