IX.-
HooüDSTÜS.
/,Iflrtieten,
Wafel-
iteenen.
Pu. X.
Fig, 3«
uit myne Verzameling , aan ’t licht (1). Ge-»
dagte Heer vertoont ?er twee die Agaath of
Keyachtig verfteend waren, van omftreeksfie-
’ fangon in Vrankryk (ra). Door den Heer W a l c h
vindt men ook een zeer fraay Stuk van derge*
lyken Zonnefteen , dat Keizeiachtig was, uit
het Bisdom van Bafel afkomftig, in Plaat ge-
bragt (n). Zy komen insgelyks by andere Au-
theuren, doch niet zo veel als de anderen,
voor.
Overvloediger vindt men de Aftröieten, die
onregelmaatige hoekige Sterren .hebben, zo na«
tuurlyk als in Afbeeldingen (0). Dewyl deeze
Sterren doorgaans eenigszins ingedrukt zyn, zo
heeft menze verward met het Honigraat-Koraal
, dat geheel iets anders i s , als blykt uit
de Afbeelding van F oülht , welke door
W a l l e k i d s ook bier is t’huis gebragt(p)»
Zy behooren tot de Madrepora Favofa van L i n-
NAius, door my afgebeeld en befchreeven (5).
Dus komt . dan hier t’huis, rdat fraaije Norman-
difche Petrefakt, waar van ik een gedeelte iü
Mg. 3 , op P l a a t X , vertoon. De zelfftan*
digheid is een geele Zandfteen en bekleedt de
Oppervlakte van een fchoone Fungiet o f Steenzwam,
(/) Nat. Hiß. I. D. XVH. STUK, bl. 141. Fli, CXXVII.
Fig. 4.
(m) Mem. PI. LT.
(h) Verfi, Zaakfin. III. D'. Suppl, PI. VI. g. N. z , 3»
(O Zie Bouhguït Fettif. Fig. 34, 39, 43. d’Abgenv.
Pu.
zwam, van regelmaatige figuur. De Sterren IX.
zyn diep ingedrukte Celletjes of Ruitjes, vee-
len een half Duim breed, vier-, vyf- o f zes-
hoekig, met veertig, vyftig o f zestig Straa-
len. Zy leggen in twee Verdiepingen op malkander
; waar uit blykt, dat de Klomp o f Korst
weinig dikte h e e ft, zynde met de Fungiet
famengegroeid en vereenigd. Ik heb .cierge-
lyke Stukken meer van de zelfde. Kust, met
andere Sterren, gelyk ftraks zal blyken.
Die Aftröieten , wier Sterren uit Knodsach- Gefcncd-
tige Straalen beftaan , zyn veel zeldzaamer.
Men vindt ’er echter voorbeelden van by d’A r-
genville, op Plaat X X III Fig* 3 en 1 1 ,
als ook in ’t Werk der Verfteende Zaaken van
K norr , Plaat F , l i l . a. Fig. 5. Dit was
een fraaije gladde Steen, veel naar myn voor-
gemelden Sterrefteen uit Hongarie gelykende,
die door den Bediende van een Arabisch Prins,
zo hy zeide , uit de Landftreek by Jerufalem
was mede gebragt. Hier uit begrypt men,
hoe de Aströieten oudtyds onder de Edele
Steeren geteld hebben kunnen worden.
Myn gedagte Steen toont duidelyk , hoe
van de gewoone Sterrefteenen die kunnen
voort-
Scheef
gedraaide.
? L 2 3 . Fig. 1 , 6 . 1 4 . K n o r r . Verfi. Zaaken. I t . D . P t .
F. 5. Fig. z. F. VI. Fig. z.
(p) Aftröites Stellulis angulatis. Favagites, Syfi. Min, Tom.
II. p» 430. Am. Acad. '§. Tab, IV. Fig.' r6.
(q) Zie Nat. Hifi. I..D. XVII. STUK, bladz. i j l . ‘Pt.
CXXVII, Fig. 3.