H oofdstuk.
Veröee'
niDgen vai
Zoogende
Dieren.
I I . H O O F D S T U K .
Befchryving der Verfteeningen van Z o o c r r .
: d e D i e r e n , genaamd Zoolithi: derzelver
zeldzaamheid, inzonderheid die van Mcnfche*
lyke Lighaamen en Geraamten. Gebeente
van Reuzen, zo genaamd, waarfchynlyk van
Olypharten of andere groote Bieren. Verfijn
d Elpebeen en Eenhoorn. Beenden van
Herten of anderen : van Zee - Bieren, ' Wal-
visfchen, enz. Onbekende Beenden. De Tur-
koizen vanTandefiafkomJUg. i ■ •*- . i
i " F ) oor de Verfteeningen van Z oogende
D i e r e n verftaan wy de Ferjteendc
Lighaamen, Geraamten of Beenderen, van zo*
danige leevende en zig beweegende Schepzelen
, als tot de Eerfte Klasfe van het Ryk der
Dieren, volgens het Samenfcel van den Heer
L in n j s ü s , door my tot dus verre by uitbreiding
en yerklaaring nagevolgd, behooren (h \
Het z y n , naamelyk, de genen, die leevendi-
ge Jongen baaren en dezelven aan de Borfteh
ter opkweeking zuigen laaten. Sommigen noemen
z e , hierom, wat grappig, Geborstte, waan
óm'niet liever Pramdieren '? ; ? ,....
Ten
(h) zie h r. d e e l s , i . stok.
E i j fo n t , biadz, i l j , 129,9Hz.
van deezc Natuurlek
van Z o o g e n d e D i e r e n .
: Tén opzigt van deeze Verfleenmgen moet ^
pica ia 'c a lg ^ f c a aanmerkea , dat zy veel Hoon,
zeldzaamer voorkomen dan de er eeE e Zy komen
Schjlpeo eo andere Zee - Schepzelen. D i w t a
fcbyuc eenigszins vreemd, en zou weezentlyK waai0in»
zo zyn , indien men onder (telde dat de Aardkloot
, voor den Zondvloed , zodanig o f byna
zodanig met Menfchen en Viervoetige Dieren
yervukl ware geweest, als tegenwoordig. Dit
pnderfcheid, beyoorens door my opgemerkt,
fchynt andere Autheuren niet in gedagten te
zyn gekomen (i). Ten tweeden moet men in
acht neemen , dat niet alleen de weeke Dee-
len deezer Schepzelen ligt verrotten, maar dat
ook de Beenderen van dien aart zyn , dat zy
fpoedig vergaan op vpgtige plaatfen; ten min?
fte rasfer dan de bekleedzels der Schulpdie-
yen. Hier by kan men voegen, dat de Menfchen
en veele Viervoetige Dieren , zig by
eene Overftrooming beter hebben kunnen be»
waaren > van begraven te worden in Zand en
Slyk , rekkende het Leven zo lang moogelyk,
en dat dus derzelver Lyken o f Krengen,ein«
delyk , na 5t verdrenken , weder boven dry*
vende o f ergens bloot op de Aarde neder*
gelegd, .niet lang in wezen zyn gebleeven ;
voor«
Ö) Ten minfte vind .ik bet niet opgemakt by den Hooggeleerden
Heet Walch, in zyn zo voortreHdyk Werk over
de VerJteinde Z*aken, alwaar zyu Ed, in ’t XIII. Hoofdftlik
des Tweeden Deels, bhdz, 337, hier van fpicekt.j
N a
m . nssL. i . Stuk,