H oofd- ” ven ins§e5yks van ’* midden, naar den örö-
*tdk. 5* trek,geftreept mee ryè'n van zeer klein Stip-
Miiiepe-*» Jes j leggende tusfehen ieder paar Streepen
***** *» een reeks van grootere Stippen, die insge-
„ lyks uitgehold zyn; doch zodanig niet (v) 9
ai dat de groote Stippen overdwars met elkan-
a> der ftrooken en de kleinen beurtlings de
m groottn vervaegeg. Het Origineel (zonder
j» twyfel een Millepore) is my onbekend."
jTem*. Onder de Maastrichter Petrefakteö komen
Retepo- van de Kladreporieten niet alleen, maar ook
' * pl. xi. van l^-idleporieten , voorgemeld 'en veele
ftg» Si anderen , zeer fchoone Exemplaaren voor , in
geelachtige Zandfteen («-). Behalve de Tak-
kige Milleporieten heeft men ’er ook Biaderi-
ge of Vliezigen , welken de Heer W a l c h ,
wegens het Netvormig Geweefzel, tot de Re-
teporieten, (die eigentiyk de Korstkoraalen be*
vatten en daarom in ’c volgende Hpofdftuk
komen) betrokken heeft. Zyn Ed. noemtze
Reteporieten van eene bepaalde Geftalte (ar).
Hy maakt ’er twee Soorten van. De eerfte
behoort tot het Net. Koraal, dat men de Lobben
Cv) o f dit woord niet ook overtollig Zy , en dat het
moet zyn, ita tarnen u t, in plaats van ita tarnen ne, oordeel
ik bedenkelyk.
(tv) Eene Lyst van vyftig Soorten derzelven, met veele
naauwkeurighetd , zo 'c fchynt, opgemaakt, vindt men in
de Bey trage fu r Naturgefihichte. Alrenb. 1774.. p. 80, enz,
(* ) r tr fl. Zaaken. u . D. II. Stok, bladz, zotr,
ben o f Manchet van Neptunus nöemt, waar
van ik de Afbeelding heb gegeven (y). Ten
minfte heb ik daar van zeer goede Exemplaa-
üen van Maastricht. De andere is betrekke-
lyk tot het Kantkoraal, ook door my in Plaat
vertoond (z). Kalkachtige VerReeningen van
Pofeneck, tot dit flag behoorende, om datzy
eenigermaate naar Kool- of Slaa- Bladen ge-
Jyken , heeft gedagte Hoogleeraar, uit zyn
Verzameling, in Plaat gebragt (a), By c ’A r
GENviLLE vindt men dergelyken en by Gu-
ETTARD. Op myn Maastrichter Steen, in Fig.
5 vertoond, is het Net-Koraal, voorgemeld,
zeer fraay en duidelyk te befchouwen.
De Heer M e i n e c k e , Paftoor te Ober-
wiederftedt in.’t Graaffchap Mansfeld , vondt,
in de Keizels of Vuurfteenen van dat Landfchap ,
liet Biaderig Korstgewas (b) zeer duidelyk. De
Blaadjes waren wel niet zo zeer met fpitfe hoeken
Beitelswyze geknot, als afgerond; doch in
’t Natuurlyke komen ook zodanigen voor. Hy
hadt ’er met twee, drie en ook wel vier T w y
gen,
(y) Nat. Hiß. I. D. XVII. STUK, PI. CXXX. Fig. 3. bladz;
154.
(z) De zelfde Pl. Fig. s , bl. 197.
(a) Verft. 'Za.afen, als boven , Pl. F, VII. b.
(b) Fluftra Foliacea. Nat. Hift. I. D. XVII. STUK , bladz;
47ï . PL. CXXXVi. FiZi ï. Efchata Foliacea. Ellis, T. 23.’
Retepo riten,