II. Zy komen hier alleen in aanmerking als Ver.
itvk,D ^eeD^e I anden van Gedierten ; hoewel, by
een nauwkeurige befchouwing derzelven, de
kleinften wel als Kiezen, doch de grootere
veeleer als ft ukken , zelfs van Pypachtige
Beenderen, voorkomen* Zodanigen hadtBRucK*
mann ’er gezien van anderhalf Duim mid-
dellyns. Ik bezit ’er wel by de veertig: de
grootften ^ zyn platachtig ; de kleinere rond o f
Kegelachtig en zeer blykbaar afkomftig van
Dieren, doch flegts van onderen plat, van bo*
ven geenszins afgefleepen , als wanneer ook
J e Vezelachtige o f Schilferige zelfftandigheid
naauwlyks zigtbaar is. Dat zy van Viervoe-
tige Dieren afkomftig zouden zyn , is niet
waarfchynlyk: want dezelven hebben zodani-
ge Tanden o f Kiezen niet*
& & % m
m m %■
* *
m
III. HO.OF D*
V A N V o c È L E N4 223
fit*
I I I . h o o f d s t u k ,
Befchryving der Verfteeningeu van V og e *
l e n , zo geheel, als gedeeltélyk. Vogelfneb
en Kop in Steen. Ferfteende Vogelnesten
en Eij er en, enz.
Dat waare Verfteeningen van Vogels o f
van gedeelten derzelven uitermaate zeldzaam
z y n , is zekerlyk daar aan toe te fchry-
ven , dat z y by Overftroomingen zig beter
hebben kunnen redden, dan ongevleugelde Dieren.
Indien de Zondvloed zig over den ge-
heelen Aardkloot had ukgeftrekt , dan zou
men nogthans zo wel van derzelver Beende-
j,en eQ Pooten , als van die der anderen* eenig
fpoor dienen te vinden. Doch men kan on*
derftellen , dat z y door hunne ügtheid boven
gedreeven hebben en vergaan zyn o f niet onder
de SJyk geraakt. L i n n i g s niettemin ,
geeft drie Soorten van Ornitholiihen op3 naa-
melyk:
( i j Verfteehing van een geheelen Vogel. '
tbut totalisi
Verfteen-
(1) Ornitholithus totalis. Syji. Nat. XII. Tom. Hl. Gen. de Vogel.
J7, Sp. , £jjti Nat. VHI.p. 200. H. 4. Ornifholithi Avluta
Integri Corpotis. WALL. Min. Ed. uit. Tom. II. p. Söï.
Ormtholithus. Zoolirhus Aviutn. Peuefaaum Avis. Voost.
Syft. p. 2.07•
MI, DiEfe. Ie S tU S ,