IfS?''
mm Ifïï'tsl
■lil p p
H
lil
1
i1J lSlSl llllll
nillÉi l« i Ki9 1 1 1 1 i
lnHiisliiË
llï
y
■
I.
Hoofdstuk.
Manier
van Ver-
fieening.
fomtyds alleenlyk verkalkt in Zand; fomtyds
in Keyfteen veranderd ; fomtyds met de zelf.
de3 fomtyds met eene verfcbülende StofFe ge-
vnld : fomtyds van binnen met Spaatb bezet
o f gekryftallizeerd ; fomtyds geheel met Mineraal
doordrongen ; naar den aart des Grpnds,
De Heer L i n n ^e d s merkt aan, dat zy niet
d°or de Kalkbergen geteeld zyn , maar zelf
die Bergen voortgebragt hebben j dewyl alle
JCalk voortkomt van Dieren. Doch men zou.
de mogen vraagen , hpe het dan bykomt, dat
zy alieo niet vergrtpsd zyn geworden , maar
hunne Geltalte behouden hebben ? Hier om.
trent brengt hy in, dat de Sappige Lighaamen
ter Verfteening onbekwaam zyn ; aan welke
hy alleenlyk de vaste Lighaamen, gelyk Schul.
pen, Beenders en Houten, onderwerpt(y). De
Hoornen en Tanden van Viervoetige Dieren *
zal zyn Ed. dan zekerlyk begreepen hebben
onder de Beenderen en de Bladen onder de
Houten. Dat ’er ook Sappige Zaaken, zonder
Been , verfleenen, blykt uit de Wormen
op L e y , de Alcyociën en Zee-Appelen.
• De verandering, welke deeze Lighaamen on,
dergaan hebben, moet zekerlyk aan een Vogt,
dezelven doordringende, toegefchreeven worden.
Het natuurlyk Water bezit op fommige
plaatfen de eigenfcbap, gelyk ia ’t KarJsbad in
Boft)
Corpora petrificanda funt folida: Tefl* , Oafa. Lig.
Nat, XIÏ, Toèi. UI. j>. ty, “ f
I N
T ALGEMEEN BESCHOUWD. 183
Eohemen en in de Waterleidingen yan Arcueil I
in Vrankryk. dat ’ er de mgeworpene Lighaa STUK.
men. hoedanig o o k , door overtrokken wor-
den met een Steenige Korst. Hier uit blykt,
dat hetzelve Steenmaakende deeltjes bevatten
en niettemin helder zyn kan. De Paaien van
de Brug van Trajanus in de Donau-Stroom,
door langheid des tyds verfteend en andere
zaaken van dien aart, bewyzen zulks. Voeg
hier by , dat men zelfs Hopt, onder Schelppaden
eenige Jaaren gelegen hebbende, in ons
Nederland verfteend gevonden heeft. Nog nader
blykt zulks uit de Stalactieten, die in zekere
Holeq . gevormd worden door het afdruipende
Water. Dus begrypen wy dan ligt,
dat dit Vogt in ftaat is , om Kalk o f Steen-
Êchtige of Mineraale deeltjes , van veelerley
natuur, in de Lighaamen te doen doordringen;
terwyl derzelver Sappen , weeke deelen en
zelfs de geheele zelfftandigbeid dikwils plaats
maaken voor die vreemde StofFe. Zo ziet
men dat de gantfche holligheid der Conchy-
nsp dikwils daar mede gevuld wordt, hatend
e, m ’c vergaan der Schaal, niets dan bloote
SteeDkernen over. Het Vogt der Kalk- en
Krytbergen; ja ’t Zeewater z e lf s , is door de
deelen die ’t bevat hier toe bekwaam.
Doch hoe die verbaazende veelheid van Ver-
fteende Zaaken in de middelfte deelen van Eu Land zyn
ropa, in taamelyk hooge Gebergten , kome,6ekomeQ*
is een greoter zwaarigheid. Het minfte, dat