3 C0 V E R S T E E N ï N G E S f
VIII. of Snavel, eenigermaate naar dien van den Gvyp,
Hoo.d- vogel, zogena rad, in ’t Latyn Gryphus, g&8
Sn vel- ^ en d e . Ik wil nu niet onderzoeken of de
fitene-a, krornn ing, in dezelven , nieér naar die van
den Eek der Gieren, dan der Arenden en Valken,
zweeme(z . ’t Zy hier genoeg, aangeduid
te hebben den oirfprong van dien' naam. üat
de Franfchen dezelven Corne de Moife of Hoorn
van Mofes; de Engelfchen AgueshelL o f Koorts»
Schulp noeraen zouden , is zeker ver gezogt,
ik geef ’er den naam van Snaveljleenen aan.
LiKrsjEus hadt als van het CMgineelgefpro»
ken, en ze, by den naam va Anomia Gryphus,
voorg' üeld onder delCdnchyhën; doch dat by
Bona nni was zekeriyk een Petrefakt (a j
De Gryphietenkomen niet alleen in de Kalkbergen
van Engeland en Italië, gelyk de Rid»
der zegt, maar door byna geheel Europa voor.
Men vindt ze lbmtyds veranderd in witte A-
gaath in Champagne, in Keyfteen in Saxen, en
Id Zwaveikies aau den Main , of ook daar mede
aangevuld en ovërtoogen. Zy ontbreekeu
ook niet in ’t Vcroneefche o f andere deekn
van Italië, in Switzerland, in ’c Wurtetmerg-J
fe , by Regensburg, Aken, Maastricht, Wee-
n:n en elders in Oofttnryk en Bóhemeti.
Zy vallen fomtyds veelen by elkander ineen
Ge-
(g) Men km het onderfcheid daar van in ‘t ? V. Stuk van
t l De (.l deeaer Nat. lltjioru, bladz, $6, enz. op Plast
30 beichoawen,
V A N C o N C H H I t N . 351
Cefteente of famengegroeid , doch meest en-
keld, en dao zyn het Snebbige Steenen., veelsTUJU
naar* de Naudlusfen gelyker.de , of naar een
Schepper en Hoosvat, wanneer het maar een-^'“'^
enkelde Schulp is ; doch met beide Schaalen, FiS u.
of sedekzeld , zo men ’ t noemt, dan hebben
zy de gedaante van die in 1%. 14» °P myne
V Plaat, vertoond is en natuurlyk afgebeeld.
Dit is de gemeene Soort , die overvloedig in
*t Graaffchap Vork van Engeland en elders by
de Steengroeven gevonden wordt, zo Lis-
ij er meldt, en ook op de meelte plaatfen van
Europa , gelyk ik zodanig eene uit .Bohemen
heb. De buitenfte Oppervlakte is doorgaans
Schilterig als in de Oeftersj weshalve Ibmmi*
gen ze tot de O fir e o - P in n ie t e n t’huis brengen.
Somtyds hebben zy de Oppervlakte rimpelig of
«ladt ’t welk flegts veranderingen zyn. Meer
verfehil baart de breedte , die in fommigen
veel aantnerkelyker is , zo dat zy veel wy-
der gaaping hebben , en de kleine Schaal of
het Dekzeltje , dac anders maar zeer dun is,
dikker en grooter. Dus heb ik ze, van de Kust
van Normandie , breeder, platter, wyaer,
meer dan een Handpalm groot, en evenwel ,
wegens de kromme Snavel en Geftalte, hier
t’huis behoorende. Ik heb een dergelyke ,
van binnen met Verlteende Mosfelen gevuld:
een *
U ) Zie deezc Nat. Hiß . I. «• XV. Stak, bl*iz. 37®.
Bb 4
1 1
lUlil