544 V e r s t e i n i n g è n
X. Ik heb van den Koopman in Naturaliëri i
Hoofd- Heer D a k z , deezen Zomer, volgens zyne
sTüK* belofte , een fchoone Brunswykfe Enkriniet
^fxu* bekomen; waar van de 1 ekening in Natuur-
F i g ' u lyke grootte en geftake, in Fig. i > op P l a a t
XI I , hier nevens gaat. Zy legt in een Kalk-
fteen , die geelachtig i s , en waar in zig ver-
fcheide Trochieten bevinden. De Kleur is $
gelyk gewoonlyk , Aschgraaüw; de zelffcan-
digheid Spaathachtig. Men ziet hier de aanmerking
bevestigd v&n den Pastoor M e i *
NE€KE} *t welke ook uit de Afbeelding van
K n o r r zeer blykbaar is ; dat de Steel, eert
groot end onder de Kroon , als uit plat gedrukte
Kogeltjes, gelykerwys een Paternoster,
beftaat , welke buiten twyfel de Tonnetjes
Steentjes vart L u i d ( c) uitleveren.
Hier is dezelve, digt onder de Kroon, aan-
merkelyk krom geboogen , en beftaat laaget
uit eigentlyke Trochieten, die Cylindrifch
zyn. Als iets zéldzaams Was dit door gedagteti
Pastoor waargenomen ; terwyl het in dc gemelde
van Knorr reeds lang té vooren afgé-
beeld én door W a l c h zeer omftandig öp-
gemerkt was (d). Hoé kon zyn Ed dit dan
als iets byzonders aan deö Hooglèeraar Walch
berigten (e)? Dat ’er verfcheidene, waarfchyn-
lyk, met haare Steden op eenen zelfden Grondfteun
' ( c ) Lapilli Dolioli figuta.
( d ) V t r j i , Z a a k **• II. D. II. StUX , bl, 27*,
HSKEBNGHHBKKBHBPa
zitten , ü ______ __, — rT ™ , , ■ , . , , ,, Hoofd* ook dat de Steelen uitermaate lang zyn; c wélkSTOK>
de reden aan de hand g e e ft, dat men zo me- jntbopanigvuldige
. Trochieten o f Raderfteenen, dat is Tultn‘
Leedjes van den S teel, en zo weinige Lelie -
.(teenen vindt.
Aan ’t boven- end van den Steel zk de vyf- We Ge»
wricht- hoekige Géwrichtftéen, welke 7f> duidelyk fteen.
niet alleen in deeze, maar ook in een andere
Leliefteen, van dergelyke grootte en geftalte,
welken ik buiten het Geileen te heb* zig vertoont,
dat het naauwlyks te begrypen is, hoé
gedagte Pastoor denzelven in twaalf Brunswykfe
Eckrinieten niet hadt kunnen vinden ( ƒ ).
Waarfchynlyk zal die ’er afgebroken zyn g e weest
: gelyk hy elders meldt, in alle, ook
enkele Breukftukken , welken zyn Eerw. te
ouderzoeken gelegenheid hadt gehad , niet meer
dan tien Straalen te hebben gezien (g). ’t Is
zeker dat *er ook vooïkomen rhet twaalf Straalen
, in welken dan die Gewrichtfteen , naar
een Bloemkelk gelykende , zeshoekig is. \Som-
tyds zyn deeze Gewrichtfleenen afzonderlyk
gevonden , en dan heeft menze Seyphoiden o£
Bekerfteentjes genoemd; welken naar dé grootte
van de Enkriniet verfchillen. In die van
vyf Duimen laogte , hoedanigen *er voorgekomen
zyn, moet zulk eén Gewrichtfteen wel
fe) N a t u r f e r f c h e r XI. Stut? , pag. ISJ.
C f ) N a ï u r f V. Stuk. Art. 9. p- i j k ,
(g) Dc zelfde XI. STOK, pag. 16«.
Mm
III. Dtel., I> StüK.