51B V e j s i e e k i n g ë s
IX. dat S cheuchz er zodanig Petrefakt Stifc
H oofd* wiet genoemd heeft. Niet oneigen zou men
dezelven ook Parieten noemen kunnen» en be* Jjfmgt eten, *
kwaamer, of met meer reden , dan de Heer
G u e t t a r d dien naam aan fommige Steen-
Paddeftoelen, die zonder Gaatjes zyn , heeft
gegeven ( z ) , om dat zy naar fommige Aard«
Champignons gelyken, die men Pari noemt,
lk weet niet, welke dit anders zyn, dan de met
uirgeholde Putjes of gevenfterde Hertszwam-
men; zo dat die benaaming dan van de zelfde
oirzaak zou ontftaan. Men onderfcheidtze van
de volgende, die ook met Putjes of Kuiltjes
zyn, wel eenigermaate door de groote holligheden
, maar allermeest en naauwkeurigst door
de Zwam- of Paddeftoelachiige figuur, die het
eigen Kenmerk is der Fungieten.
v. ( 5) Verfteeningen van Takkige of Blaclerige
thtutbms* Koraalgewas Jen , vol fyne Gaatjes.
/ililleporuSi
timen?0' Eie Verfteende Koraalgewasfen, welke gee*
ne Zwam- o f Paddeftoelachtige figuur hebben
en ook geenszins gefternd zyn» maar vol van
kleine Gaatjes, maaken een byzondere Soort
u it,
( z ) Mem. Tom, II. p» 281 & Tom. III, Pl. 14.
( 5) Helmintholithus Milleporae, Mibi. Coralla in fuperficie
et cxtiemitatibus Potis, Fiftulis vel Tubulis minimis, Cavi»
tatem plus minus tianfenntibus, notata; Ramofa. Wa l l .
SyH. Min. II. p, 4^5. Poti nonnullpmm. Huc? Helmin»
thp/>
v a n K o r a a l -G ewa s s e n . 5 * 9
uit, de Milleporen van L i nnjeus b e v a tten -^ « ^
de (a). Men noemtze deswegen M i l l e p o - s * uk>
r i e t e n , en onder dien “naam maakt niet
alleen W a l l e r iu s , maar inzonderheid W a l c h , rieten.
verfcheide Soorten daar van. ,, Eenigen van
„ dezelven , (zegt deeze laatfte, ) ftellen ge-
9, regelde Boompjes voor; anderen vertóonep.
3S zig als Bosfchagie en nog anderen zyn ge*
„ groeid als Elands - Hoornen.” Van de Ma-
dreporieten verlchillen zy » doordien haare 1 o-
ren o f Gaatjes hol zyn en open , niet als ’£
waren met een Sterretje geüooten. Veelen heb-
benze , deswegen , Pcrieten getyteld en men
kan z e , inderdaad, dikwils ter naauwernood
van de Poreuze Fungieten , voorgemeld, on*
derfcheiden.
Aangezien de geftalte der Natuurlyke Zee-
Gewasfen van deezen aart zo verfchillende i s ,
kan men van de Verfteende niet minder ver-
wagten. Hierom is een naauvvkeurige onder-
fcheidiüg in deezen ondoenlyk. Ik zal my
voornaamelyk fchikken naar de Natuurlyke
Soorten.
Jn de esrfte plaats komt dan de Gladde.' klPaSo
Tak» pl xt.
tholithus Mtlleporae orbicularis punólatus. LiNH. Sy/l. AJat.
XII. Torn III. Gen. 41. Sp. i j . >
(a) Zie Geflagt derzelven, door my belchreeven, in t
LXVIII. Hoofdftuk , bladz. n S y enz. van ’t I. D, XVII.
gxuK, deezer Natuurlyke Bijiorie.
Kk 4 *
UI. Deel. I, Stuk»