I. Afdeel, »» der, zelfs de opening van den Watergang
II. Hoofd-« en de nabuurige deden. De Maag met de
stuk. Darmen waren , in beide de Lighaamen,
„ natuurlyker wyze gcplaatft, doch de Regte
„ Darmen, wederzyds aan het Schaambeen om-
„ geboogen en famengegroeid, maakten een re-
„ delyk wyd en gemeen Kanaal tot uitloozing
„ der Vuiligheden. De Heiligbeenderen waren
„ aan hunne tweede Verdeeling famengegroeid,
„ en maakten één lighaam, ’t welk in een ge-
„ meen Staartbeen eindigde.
,, Uit "dit alles blykt niet alleen de oorzaak
„ van de verfchillendheid der Werkingen van
,, Lighaam en Geeft in deeze Tweelingen ,
j, maar men kan ook, uit de vereeniging der
„ Groote Slag-aderen en Hol-aderen, der Aars-
„ darmen en Moederfcheeden, eenig denkbeeld
„ opmaaken, aangaande de reden van de over-
„ eenkomft en ’t verfchil der ZiektenenKwaa-
„ len , . het gelyktydig fterven , de gemeene
„ pooging tot Afgang, de mooglykheid der Be-*
„ vrugting van een van beiden o f van beiden
„ te gelyk, en wat dies meer is.
„ Dit alles heb ik byeen verzameld en opge-
5, fteld, ten deele uit het Berigt van geloof-
„ waardige Ooggetuigen; ten deele uit de da-
„ lykfche Aantekeningen van myn Schoonvader
„ Karel Rayger , dié, in zyn leven, de ge-
„ woone Doktor was van ’t gemelde Kloofter;
„ ten deele uit het Kloofterboek, waar in] hy
„ dc
„ de Voorfchriften der Geneesmiddelen hadt I. Afdeel,
,, gefchreeven.” • II. Hoofd-
Presburg, den 3 July, 1757-
jüSTU S JOANNES TORKOS.
Eques Pannonius, Meet. Doctor,
& libera Civitatis Pofonienfis
Pb'yficus Ordinarius. ï
De overtolligheid of ’t gebrek van eenigeLe- DeWan-
' 1 1 ftaltighedema'aten,
de fcheefheid en kromte van dezel- den door
ven o f van het geheele Lighaam, zyn menig- ° enn^'"^g‘.
-vuldige en gefneenzaame Wanftaltigheden. Men vuldig.
zoude de Poolfche Hairvlegt en de Kroppen of
Keelkwabben van de Vrouwsperfoonen aan en
omtrent de Alpifche Bergen, met regt ook daar
toe betrekken kunnen. Niet minder de over-
maatige uitgroeijing van de Kittelaar, en die van
Hoornen op ’t Hoofd van fommige Menfchen
(*). In ’t algemeen wórdt aangemerkt, dat het
Menfchelyk Geflagt aan meer mismaaktheden
van Lighaam Onderhevig is dan de Viervoetige
Dieren; de Vogelen en ViiTchen het'allerminfte.
De reden hier van is ligt te begrypen , wanneer ,
men agt geeft op de Ongemakken , die de
Menfch reeds in en by zyne Geboorte, na dezelve
en zyn geheele Léven lang, ondergaat;
daar de Beeften veelal van bevryd zyn en fom-
migten ook; door de fterkte van hun Lighaam
en dikke Huid, minder van benadeeld worden.
De Vogelen en ViiTchen zyn, door het Element
daar
(*) Tulp. Obferv. Med. Lib. III. Cap. Barthol-
%arïor. Cent. T. Hift. 78.•
'1. D £el, i Stuk.