tedyks'heeft vermeerderd. Daarenboven heeft hy, m
deeze laatfte Uitgave , nog het behulp gehad van de
Reizen van e lf zyner Leerlingen , zeer kundige Mannen,
die, als zo vcele Zendelingen tot voortplanting
der Natuurlyke. Historie ,, byna den geheelen bekenden
Aardkloot doorgereisd, en met den roof van ’t
Ooften en Wellen, Zuiden en Noorden, de Kabinetten
der Natuurbeminnaaren verrykt hebben.
D e N atuurlyke Historie heeft tot haar Onderwerp
alle Schepzelen , die op de Oppervlakte van
den Aardkloot woonen, en alle famengeftelde Licftaa-
men , die de buitenfte Schorfe van onzen Aardbol
uitmaakem; de Elementen allé én, A a rd e , Water,
Vuur en L u g t , uitgezonderd. Deeze Schepzelen
worden thans verdeeld in drie R yken der Natuur,
naamplyk -
Steenen , waar onder men begrypt alle Lwhaa-
men, die uit een enkele famenhooping van deden
fchynen te beftaan, en geen Leven noch Gevoel
hebben.
Plantgewassen , dat gewerktuigde Lighaarqen zyn,
•wel bevende doch zonder Gevoel.
D ieren , zyndc ook gewerktuigde Lighaamen ,
doch met Leven.cn Gevoel, beiden, begaafd.
Een onderzoeker der Natuur zou, op dceze wyze*
van het eenvoudigfte beginnen moeten; even gelyk de
Schepper .eerft de Aarde, vervolgens de Kruiden, de
Die-
Dieren verder, en eindelyk den Menfch , als het vol-
jnaakfte Schepzel, geformeerd heeft. Men bekeurt
daar in de aanbiddelyke Wysheid-van het Opperwezen
; dewyl de Aarde'noodig was tot een Grondfteun
van alle Schepzelen, die op dezelve leeven; de Kruiden
vereifcht werden tot onderhoud der Dieren, en
de Dieren ftrekken moeften ten dienfte van den Menfch.
Maar in de befchryving der Schepzelen , die het Onderwerp
van de N atuurlyke Historie zyn, is het
gevoeglyker van de volmaakften te beginnen , ten
einde de genen, die minder volmaakt zyn, daarmede te
vergelyken. Zulk een Manier, hoe moeijelyk zy ih
den eerften opflag fchyne, baart in ’t vervolg veel gemak
: dewyl men anders zou moeten voortgaan by ge-
duurige opklimming.
D e Heer L inn^eus heeft derhalve zyn Samenftel der
Natuure op die wyze gefchikt, dat in hetzelve eerft
het Ryk der D ieren , dan dat der Planten , en eindelyk
dat der Steenen en Mineraalen , befchreeven
wordt. Hy heeft ieder Ryk verdeeld in Klaffen, ieder
Klaffe in Rangen, ieder Rang in Geflagten en ieder
Geflagt in Soorten, en fomtyds weder eene Soort
in Verfcheidenheden. Alle deeze Hoofd- en Ortder-
deelingen zyn door byzondere Naamen en Kenmerken
onderfeheidèn; gelyk men, ten opzigt van de Dieren,
reeds in dit Stuk kan zien.
Ik volg zyne Handleiding in dit W erk; doch dewyl;
federt